Verslag van de boekpresentatie van ‘De Friese spagaat’
Hein Jaap Hilarides – Vrijdag 25 oktober werd in de Steateseal van het provinsjehûs het boek De Friese spagaat van Huus Mous gepresenteerd. De plek had niet passender gekozen kunnen worden. De besluiten waar de publicist en kunstcriticus graag kritiek op levert worden hier genomen. Of beter, juist níet genomen. Want dat ziet Mous als het grootste probleem van de politiek: dat politici niet durven te kiezen. Ja, als er één plaats is in Friesland waar het thema van het boek in de loop van de lange Friese geschiedenis vaak is besproken, dan is het wel de Steateseal.
Mous heeft een rijk palet aan stijlen en gaat soms vol op het kerkorgel en dan trekt hij alle registers open
Het thema van het boek ‘is de spagaat tussen verleden en toekomst, tussen stad en platteland, tussen globalisering en regionalisering, kortom: tussen vooruitgang en het behoud van eigen identiteit.’ De Friese spagaat is niet alleen een probleem van de politiek, maar ook van de Friese gemeenschap als geheel. Als een psychoanalyticus benadert Mous zijn onderwerp. Hij doet verslag van zijn bevindingen via persoonlijke ontboezemingen, scherpe analyses, treffende voorbeelden, persoonlijke afrekeningen, prachtige biografieën van bekende Friezen, filosofische overpeinzingen en genadeloze kritiek.
Huub Mous heeft een rijk palet aan stijlen en gaat soms vol op het kerkorgel en dan trekt hij alle registers open. Niet een, maar alle Friese (gereformeerde) kerken en kerkjes vult hij met de tonen van bazuin, trompet, fagot en Vox Humana. Af en toe laat Mous de pijpen fluiten en regelmatig laat hij meer pijpen spreken terwijl hij maar een toets indrukt. Maar soms wordt de kerk muisstil
omdat de schrijver met een grafrede een gevoelige snaar weet te raken. Het boek leest als een trein en verveelt geen moment, zoals ook een goede preek ons tot luisteren dwingt.
De Friese spagaat
In zijn boek analyseert Mous de Friese identiteit. Die identiteit lijkt in zijn ogen op een ‘een pijnlijke kramp van een wat al te lang volgehouden spagaat’. De Friezen vinden het moeilijk om keuzes te maken, om iets echt te veranderen en dan iets voorgoed te verliezen. Maar de kunsthistoricus legt niet alleen de volksziel van de Friezen bloot, hij neemt ook zijn eigen ziel onder de loep. Zoals
gezegd, Mous gaat als een psychoanalyticus te werk. Zijn intuïtieve zoektocht naar de kern van het Friese zijn leidt tot originele gedachten en verrassendeinzichten. Centraal staat het door Mous gemunte begrip ‘de Friese spagaat’.
Identiteit is iets wat we ooit waren, maar niet iets wat we zijn

Agnes Monkelbaan, Broeresleat, via Wikimedia Commons
De kunsthistoricus gaat op meerdere plaatsen in het boek op deze spagaat in. Zo geeft hij het voorbeeld van de Afsluitdijk. De dijk is een symbool van ‘onze ultieme beheersing van het landschap na een eeuwenlang gevecht met het water. Het lijkt of de Afsluitdijk een archetypisch karakter heeft, dat sterk verbonden is met identiteit en volksaard. Dat wil zeggen, met het meest eigene dat het
Nederlandse landschap te bieden heeft.’ Vervolgens vraagt Mous zich af of hier misschien niet sprake is van een mythische constructie: ‘Bevat deze ervaring van het eigene niet een wonderlijke spagaat? Het eigene wordt immers in het verleden geplaatst en niet in het heden. Identiteit is iets wat we ooit waren, maar niet iets wat we zijn. Onze volksaard kan dus alleen met terugwerkende kracht herkend worden, maar gaat wel als leidraad dienen voor besluitvorming voor de toekomst. Wat we bewonderen in het verleden, wordt in het heden gekoesterd, maar zelden als nieuw te formuleren ideaal voor de toekomst opnieuw geformuleerd.’ Maar je kan identiteit ook beschouwen als met de tijd mee veranderend. Elke tijd geeft Friesland zijn eigen identiteit. Als we daar van
uitgaan, dan zou de Friese identiteit van vandaag en morgen telkens opnieuw moeten worden ingekleurd.
Om de identiteit in te zetten voor een doel dat voor ons ligt, moeten we volgens Mous een beweging maken: ‘Wie wil spreken over de Friese identiteit als inspiratiebron voor de toekomst – en uit blijft gaan van een opvatting van identiteit die sterk verbonden is met het verleden – moet om te beginnen een draai van 180 graden maken. Zo’n abrupte en extreme beweging kan een pijnlijke vorm van nekkramp veroorzaken. Je moet immers vooruitkijken en tegelijk achterom. Je moet het nieuwe kunnen waarderen zonder het oude uit het oog te verliezen. Je moet het ene doen zonder het andere te laten.’
We moeten af van het ‘bevroren zelfbeeld’
De Friezen hebben in zijn ogen echter een hekel aan nekkramp en maken liever geen harde keuzes. Mous wil graag dat er wél gekozen wordt. Mocht je tot een harde keuze komen, dan zal de Friese regio en cultuur evenzogoed wel blijven bestaan, zegt hij; ondanks en soms juist dankzij invloeden van buitenaf. ‘Alleen het begrip identiteit als zodanig zal veel van zijn traditionele zwaarte verliezen. Het wordt een alternatief identificatiemodel, iets dat tegelijkertijd bestaat naast allerlei andere modellen waarin mensen zichzelf voor even kunnen herkennen.’
De identiteit wordt dan fluïde.

Jurjenmeyer at fy.wikipedia, Fryske flagge op Scouting uniform. Public domain, via Wikimedia Commons
Beter is het om de mythe van de Friese identiteit te doorbreken. Maar volgens Mous staan een aantal blokkades in de weg om de identiteit daadwerkelijk om te vormen. Dat zijn: de fixatie op de eigen taal, de gekoesterde miskenning en de mimetische begeerte. Met dat laatste bedoelt Mous dat Friesland en de Friezen moeite hebben om zichzelf te zijn. Ze apen alles en iedereen na en willen
hebben wat een ander ook heeft. Ze hebben hun eigen ‘parlement’, hun eigen songfestival, hun eigen moderne museum, enz. Een meer open houding ten opzichte van wat de Friese identiteit zou kunnen zijn, geeft meer openingen naar de toekomst. Inderdaad, de schrijver verwijst naar het thema van de Culturele Hoofdstad: ‘iepen mienskip’. Mous zag het vroeg en goed. We moeten af van
het ‘bevroren zelfbeeld’.
De paneldiscussie
Huub Mous heeft nog veel meer interessante gedachten over het spagaatdenken. Maar zijn standpunt is, denk ik, zo wel voldoende naar voren gebracht. Na de overhandiging van het eerste exemplaar van het boek aan gedeputeerde Eke Folkerts, met onder andere Friese taal en onderwijs in haar portefeuille, hielden de panelleden alle vier een inleiding. Het panel bestond uit Huub Mous, Goffe Jensma, Oeds Westerhof en Eke Folkerts. Wie de discussie omtrent de Friese identiteit – en bijvoorbeeld de thematiek rondom de Culturele Hoofdstad 2018 – heeft gevolgd, weet ongeveer wat de standpunten van de sprekers zijn. (Er is hier niet de ruimte om daar op in te gaan.)
Folkerts ontkende ten stelligste dat het huidige college geen keuzes maakte
Na de inleidingen volgde een paneldiscussie onder leiding van historicus en documentairemaker Geart de Vries. Huus Mous beet het spits af. Net als Mous in zijn boek had Eke Folkerts in haar inleiding ook met scherp geschoten. Ze ontkende ten stelligste dat het huidige college geen keuzes maakte. Misschien waren het niet de keuzes die de heer Mous behaagden, maar het college maakte
wel degelijk scherpe keuzes. En daar reageerde Mous meteen op. Hij vond dat de gedeputeerde ‘nogal in het defensief schoot’. Natuurlijk werden er in de politieke arena van de Steateseal beslissingen genomen. Maar de kunstcriticus herhaalde zijn boodschap. De teneur van zijn boek was: durf te kiezen! De taal liet hij buiten beschouwing, dat lag nogal gevoelig. Het ging hem om ‘het beeld dat je hebt van de toekomst van Friesland’. Huub Mous wierp de vraag op of wij in Friesland blijven inzetten op landbouw of dat we niet liever (ook) een stukverstedelijking met een creatieve industrie willen hebben? Hij zag geen plannen in deze richting, want ze pasten kennelijk niet in de beeldvorming van Friesland. Mous gaf de gedeputeerde het advies om volop te investeren in infrastructuur en verstedelijking. Hij vond dat het beeld van Friesland dynamischer zou moeten worden. De politiek diende het algemeen belang en was er niet om alleen de boeren te beschermen, dat is maar één bevolkingsgroep.
Geart de Vries gaf Eke Folkerts de kans om hierop te reageren. Huub Mous had duidelijk een ander beeld van wat Friesland zou moeten zijn dan dat het collegehad. Volgens haar werd er wel degelijk gekozen, maar de keuzes die door het college werden gemaakt, waren niet de keuzes van Mous. Zij benadrukte dat het college stond voor de ‘agrarische ziel’ die de provincie had. Zij bestreed niet dat
het aantal boeren in de loop der tijd was afgenomen, maar zij wees er op dat de infrastructuur rondom de agrarische sector voor veel werkgelegenheid in de provincie zorgde
Toen de Lelylijn ter sprake kwam, vroeg Oeds Westerhof de microfoon. De voormalig directeur van onder andere Keunstwurk en KH18 bracht het onderwerp op het profiel van Friesland. Hij refereerde aan het nieuwsbericht dat het college de strontlucht van Friesland op de Werelderfgoedlijst wilde zetten. ‘Dan zakken we met zijn allen toch naar een bedenkelijk niveau,’ was hij van
mening. Hij nuanceerde zijn opmerking met een grapje. Als we geen Brabantse mest meer importeerden, en mocht die stront dan alleen nog maar ‘âlderwetske rûge dong’ zijn, dan zou het landschap misschien toch voorop komen te staan.
De gedeputeerde had een verplichting elders. Daarmee was de angel uit de paneldiscussie

foto: Sint Smeding
Het meeste vuurwerk kwam sowieso van Westerhof, ook in zijn inleiding. Mous was mild en Goffe Jensma probeerde de partijen meestal juist bij elkaar te brengen, in plaats van het vuur verder op te stoken. Op dit punt wilde Jensma de discussie wat breder trekken. Als je goed naar de cijfers keek, zei de oud-hoogleraar Fries, dan was Friesland geen agrarische provincie meer. We hadden echter wel te maken met de opgave van schoonheid van lucht en water. De landbouw was niet meer de economische pijler, dat was de dienstensector en in toenemende mate de cultuur- en toeristische sector. Eke Folkerts was het niet met Jensma eens. Zij herhaalde het belang van de industrie om de landbouw heen, de infrastructuur van bedrijven en toeleveranciers die een groot aandeel hebben in de export van Friesland. Machinebouw hoorde daar ook bij. Tegelijk onderschreef zij dat het bredere perspectief in ogenschouw moest worden gehouden. Op zijn beurt zei Jensma dat de Friese gemeenschap een verantwoordelijk naar de boeren toe heeft om de – in zijn ogen – broodnodige transitie door te komen.
Goffe Jensma hield de zaal voor dat de transitie van de Friese taal, namelijk om zich los te maken van een bijna uitsluitend boerenmilieu, goed was gelukt. Dat ging soms gepaard met kramp, maar hij was het niet met Huub Mous eens dat de Friese taal voor een enorme spagaat in de samenleving zorgde. Op dat moment moest Eke Folkerts de zaal verlaten. De gedeputeerde had een verplichting elders. Daarmee was de angel uit de paneldiscussie, want de overige heren waren het eigenlijk met elkaar eens.
Vragen uit de zaal
In de Steateseal waren een paar studenten van de Rijksuniversiteit Groningen aanwezig. Zij volgden het college Kunst, cultuur en media in Fryslân. Uitgever Louw Dijkstra, die het boek uitgeeft, had gevraagd of deze studenten een paar vragen konden stellen. Aan het eind van de paneldiscussie met de kopstukken uit de Friese culturele wereld kregen de studenten van gespreksleider Geart de
Vries de gelegenheid om het panel een vraag te stellen.
Een van de vragen was hoe een landschapsschilder van honderd jaar geleden Friesland nu zou schilderen. Mous hoopte dat die kunstschilder het kader van de romantische beeldvorming zou verlaten en goed om zich heen zou kijken. ‘En wat ziet hij dan? Windmolens.’ Hij zou dus dan ook windmolens en aquaducten gaan schilderen. Deze schilder zou het spanningsveld moeten zoeken tussen de traditionele landschapskunst en de transities die nu in het Friese landschap gaande zijn. Huus Mous pleitte, kortom, voor ‘ideeën waardoor je anders kijkt dan het geëigende kader van de romantiek’.
Het bericht Een psychoanalyse van het Heitelân verscheen eerst op de Moanne.