Quantcast
Channel: de Moanne
Viewing all 1722 articles
Browse latest View live

Poëtyske ankerplakken: Lida Dijkstra

$
0
0

Yn opdracht fan de Marrekrite lansearree de Moanne ferline jier it projekt ‘De Marboei’. In poëtysk ankerplak op it Fryske wetter. Maarten Inghels, Elmar Kuiper, Ellen Deckwitz, Jaap Krol, Elske Kampen, Arjan Hut, Erik Lindner, Joost Oomen, Saskia Stehouwer en Syds Wiersma skreaunen foar dit projekt in gedicht.

Sûnt hjoed ek poëtyske ankerplakken op it lân. Yn dizze fideo fan Remco de Vries in petear mei skriuwster Lida Dijkstra dy’t yn Dolsterhuzen ynspiraasje opdie. “Ik fyn it moai ast ynspriaasje hast mei in begjinpunt. In lânskip, de omkriten. In boek of skilderij.” It gedicht dat sy skreau by dizze lokaasje is werom te lêzen fia de webside fan de Marrekrite en yn de Moanne nûmer 5.

Het bericht Poëtyske ankerplakken: Lida Dijkstra verscheen eerst op de Moanne.


Ik twijfel dus ik ben

$
0
0

RENSKE BAKKER – 

Jan Hamstra twijfelt. Die twijfel is met krachtige beelden vergezeld van opzwepende leuzen in museum Belvédère tentoongesteld. Hamstra is pas net afgestudeerd maar heeft de aandacht van media en tentoonstellingsmakers onmiddellijk getrokken. Zijn afstudeerwerk ‘Manifesto of Doubt’ komt in museale context uitstekend tot zijn recht.

 

Twijfel is niet erg, dat laat Hamstra zien. Twijfel is de eerste stap naar een kritische gedachtegang met autonome opvattingen.

 

Oorspronkelijke houtsneden en geprojecteerde beelden zijn het eerste dat opvalt, maar waar deze installatie om draait is het gebonden manifest zelf. In minimale kleuren, herkenbaar van Sovjetkunst en Amerikaanse, presidentiële campagnebeelden, heeft Hamstra steeds twee beelden naast elkaar geplaatst, die elkaar gelijktijdig aanvullen en tegenspreken. De kunstenaar werd bij zijn onderzoek naar beelden en uitspraken van politiek activisme en geweld zelf vaak heen en weer geslingerd tussen sympathie en afschuw. Hij verbeeldt dit door steeds beelden te combineren die als dag en nacht van elkaar verschillen, maar even onlosmakelijk verbonden zijn. Een zich herhalende compositie geeft bijvoorbeeld een tegenstrijdig inhoud weer, terwijl herhaalde figuren in een andere context steeds weer terugkeren.

De oorsprong van de houtsnijbeelden ligt in de media. Zonder dat Hamstra overal duidelijk verwijst naar specifieke plekken of gebeurtenissen gaat er een universeel herkenbare uitstraling van ze uit. De leuzen die de houtsneden vergezellen zijn even herkenbaar, maar vooral als de tijdloze taal van politiek en terreur. Dat het bekende en minder bekende citaten zijn is minder belangrijk. ‘The enemy’ staat er bijvoorbeeld geschreven, zonder dat er expliciet gemaakt wordt wie de tegenstander is. Soms lijkt een anoniem figuur Hamstra zelf, maar zou evengoed iemand uit het publiek kunnen zijn.

Het manifest als geheel is ondanks de oude techniek en vormgeving echt een document van deze tijd. Een mening uiten of een standpunt innemen lijkt gemakkelijk in een tijd van Facebook-polls en profielfotofilters, maar is verraderlijk trendgevoelig en vaker wel dan niet gebaseerd op even vluchtige informatie.

Twijfel is niet erg, dat laat Hamstra zien. Twijfel is de eerste stap naar een kritische gedachtegang met autonome opvattingen. Zoals Descartes schreef: ‘twijfel is het begin van wijsheid.’ Juist daarom neemt Hamstra – zonder te aarzelen – een sterk standpunt in dat pleit voor de twijfel. Maar, zoals aan het einde te lezen is: ‘perhaps it is human nature to escalate things.’

 

 

‘Manifesto of Doubt’, Museum Bélvedère, Oranje Nassaulaan 12 Heerenveen-Oranjewoud. Te zien tot en met 30 oktober, meer informatie: http://www.museumbelvedere.nl.

Het bericht Ik twijfel dus ik ben verscheen eerst op de Moanne.

Poëtyske ankerplakken: Dien L. de Boer

$
0
0

Yn opdracht fan de Marrekrite lansearree de Moanne ferline jier it projekt ‘De Marboei’. In poëtysk ankerplak op it Fryske wetter. Maarten Inghels, Elmar Kuiper, Ellen Deckwitz, Jaap Krol, Elske Kampen, Arjan Hut, Erik Lindner, Joost Oomen, Saskia Stehouwer, Syds Wiersma en Lida Dijkstra skreaunen foar dit projekt in gedicht.

Sûnt dit jier ek poëtyske ankerplakken op it lân. Yn dizze fideo fan Remco de Vries in petear mei dichter Dien L. de Boer dy’t yn Bakkefean ynspiraasje opdie. “Vaak zijn het beelden die je bijblijven en als je eenmaal besluit daar iets mee te doen, dan komen er allemaal beelden bij. Alsof het materiaal je toestroomt als je eenmaal het besluit hebt genomen om ergens iets over te schrijven.” It gedicht dat sy skreau by dizze lokaasje is werom te lêzen fia de webside fan de Marrekrite en yn de Moanne nûmer 5.

Het bericht Poëtyske ankerplakken: Dien L. de Boer verscheen eerst op de Moanne.

Met het sterven van de bij, sterven wij

$
0
0

MARIEKE VINCKERS – 

‘Let me tell you about the birds and the bees, and the flowers and the trees, and the moon up above, and a thing called love.’ In het afgelopen decennium stierven over de hele wereld grote aantallen bijenvolken. De bijen die ervoor zorgen dat bloemen en planten bevrucht raken, waardoor zij zich op hun beurt kunnen voortplanten. Bijen zorgen voor leven in de breedste zin van het woord. Wat is de oorzaak van die bijensterfte? En wat kan de mens er aan doen? Als het al niet zo is dat de mens de grootste veroorzaker is van het massaal sterven van de bij.

Ga even terug in de tijd. De schoolbanken in, biologieles. Wekelijks een uurtje, waarin werd verteld dat vruchten, groenten, zaden en noten zich alleen kunnen voortplanten door bestuivende insecten. En dan vertelde de juf over het belang van de bij, over meeldraden en stampers. De bij heeft een niet te onderschatten functie in ons ecosysteem. Fruitbomen, komkommers, meloenen en aardbeien; ze blijven bestaan bij de gratie van de bij. De bijensterfte staat dan ook hoog op de agenda in de wereld.

Die wereld komt bij elkaar in een piepklein dorpje in Fryslân, te weten: Tersoal. Daar woont Romée van der Zee, zij is internationaal bijendeskundige en bestudeert sinds 2003 de wintersterfte onder bijenvolken. In het kleine boerderijtje waar Van der Zee woont, is te zien dat zij leeft naar wat zij uitdraagt: ‘Er is iets te doen aan de klimaatverandering, als iedereen bewuster, zelfvoorzienend en energieneutraal zou leven.’ Van der Zee: “Het grote probleem zit ‘m bij de consument. Die gaat voor de kaas en de melk met de laagste prijs en maakt geen gebruik van andere mogelijkheden.”

 

Onderzoek
Toen rond 2008 Kamervragen kwamen over de wereldwijde bijensterfte, werd op verzoek van de Tweede Kamer door de minister van Landbouw een bedrag gereserveerd om nader onderzoek te doen. Dit werd uitgevoerd door Wageningen Universiteit (ALTERRA en PPO Bijen) en het door Van der Zee opgerichte Nederlands Centrum Bijenonderzoek onderzoek. Als voorzitter van de internationale wetenschappelijke werkgroep Bijen-Monitoring (COLOSS) analyseert zij sinds die tijd ook de internationale uitwintering van bijenvolken. Op dit moment heeft haar onderzoek drie pijlers:

 

  1. In welke mate heeft de imker een bijdrage op de bijensterfte (hoe gaat de imker om met zijn bijenvolken, hoe wordt de varroamijt wel/niet bestreden)?
  2. In welke mate heeft het grondgebruik rond de imkerij effect op de bijensterfte (wat zijn de foerageermogelijkheden voor de bij)?
  3. Hebben de weersomstandigheden wel of geen belangrijke rol in de bijensterfte?

 

Situatie Noord-Nederland
In sommige delen van Nederland is de kans op bijensterfte vrijwel steeds groter dan elders in Nederland. Op de relatief risicokaart 2016 van Europa staan Friesland en Groningen, net als een heel groot deel van Denemarken, Noord-Engeland, geheel Ierland, Zuid-Frankrijk en Spanje, roodgekleurd. De Nederlandse analyse van het afgelopen jaar heeft Van der Zee nog niet geanalyseerd, maar het lijkt erop dat, naast de negatieve indruk van het weer, ook het landgebruik een oorzaak is van de hogere kans op sterfte. In Groningen ligt een groot veengebied dat in Drenthe doorloopt als akkerbouwgebied. Geen ideale omstandigheden voor de bij. In Friesland veel weidelandschap. Vol met bloemen zou dat een ideale plek zijn. Die bloemen zijn echter ver te zoeken.

 

Oorzaken bijensterfte
Duidelijk is dat de bij het moeilijk heeft door een vijftal zaken. Het Louis Bolk instituut bracht in 2015 de brochure ‘Bijen op het landbouwbedrijf, Werken aan een bijvriendelijker platteland’. Dit instituut noemt de intensivering van het landgebruik als één van de oorzaken, daarnaast de blootstelling aan pesticiden, klimaatveranderingen en de parasitaire varroamijt: ‘Varroa Destructor’. Deze mijt zorgt voor een verzwakking van de bijenvolken en gevoeligheid voor ziekten en virussen. Ook zijn inteelt en verkeerde selectiecriteria in de honingbijenteelt genoemd als een verzwakkende factor (Bienefield, 1989).

 

‘Het gaat erom hoe wij besluiten met deze wereld om te gaan.’

 

Over de intensivering van het landgebruik is bijenonderzoekster Van der Zee zeer stellig: “Boeren willen vaak wel anders, maar krijgen daar de kans niet toe, vanwege de concurrentie met lage lonen landen. Zij krijgen daardoor een steeds lagere melkprijs. Biologische boeren ontvangen meer, maar hun producten zijn een paar cent duurder. Dáár ligt de mogelijkheid van consumenten om wel of niet een bijdrage te leveren aan het herstel van een bloemrijk grasland. Als ik met boeren uit de omgeving praat, dan zeggen die – terecht: “Vertel me maar hoe ik het anders moet doen.” De consument kan inderdaad het verschil maken. Het gaat erom hoe wij besluiten met deze wereld om te gaan.”

 

Anders boeren
Boer Jaring Brunia (30) uit Raerd laat zien dat het anders kan. En ja, dat levert dikwijls een discussie op met boeren die, in tegenstelling tot hem, wel een megastal hebben, de koeien voornamelijk binnen hebben staan, antibiotica toedienen en de beesten krachtvoer geven om toch vooral zoveel mogelijk melk te produceren. Die zeggen: “Zoals jij boert, dat kan niet.” Maar het is een ‘finaal andere insteek’ zegt Jaring. Het dorpswinkeltje op de hoek kun je ook niet vergelijken met de Albert Heyn-keten. Deze boer heeft een uitgekiend beweidingssysteem en daarmee een goed verdienmodel.

 

‘Yn ‘e eagen fan oaren haw ik flutkij.’

 

Jaring vindt dat we zijn doorgeschoten in efficiency: “Wat is it bêste foer, wat is de bêste trekker en wat is de bêste stal? Asto dy dingen by elkoar optelst, dan komst net by it bêste systeem út. Sjoch, ik haw yn ‘e eagen fan oaren flutkij. Se jouwe miskien mar de helte fan wat in krêftko jout, mar se kinne it wol gewoan dwaan mei dit gers”, en hij wijst naar zijn land dat vol staat met klaver, cichorei, paardenbloemen en smalle weegbree. “Do moast net fan alles it bêste haw wolle, do moast it bêste systeem haw wolle. It is krekt hoe’t Cruijff it sei: “Je gaat het pas zien als je het door hebt.”

“It moat sa simpel mooglik bliuwe. In oar seit dat it hiel ingewikkeld is om it sa te dwaan. Dat is net sa. De wrâld moat feroarje, dat sawysa, mar ik sil minsken net oertsjûgje dat se it ek sa dwaan moatte. Do moast it dwaan fanút in yntrinsike motivaasje, allinnich dan wurket it.” Jaring vindt dat de boerensector teveel meegaat in negativisme. “Do hearst allinnich mar dat it min giet. Dat der sa folle regels binne. Ik haw gjin lêst fan regels. Ik rin foar op ‘e regels. Foar gjin goud soe ik myn kij binnen hawwe wolle, byfuorje en stront ôffiere moatte. Dit is hiel oars wurkjen. Sa buorkje makket my gelokkich.”

 

Verschillende biotopen
En met ‘sa buorkje’ bedoelt hij: kleinschalig. Met een stuk land dat hij opdeelt in kleinere stukken. Dagelijks gebruikt hij vijf procent van het grondoppervlak, de andere 95% heeft dan rust. Dat gebied verschuift elke dag, waardoor er dus ook tal van verschillende biotopen zijn voor vogels en insecten. In de lente broeden hier volop weidevogels. Het rijke gras is voor de vogels altijd hoog genoeg om in te vluchten, bovendien is het een feestmaal voor bijen en andere insecten. De koeien van boer Brunia staan altijd maximaal twaalf uren op een perceel, daarna neemt hij ze mee naar het volgende. Na dertig dagen staan ze weer op het eerste stuk omheinde weide. Zo heeft het land tijd om te groeien. Het Engels raaigras zaait hij in met verschillende soorten kruiden. Hij wijst naar een stuk land in de verte. “Dat is myn moeras, dat haw ik seis jier lyn as earste oanlein. Yn ‘e maitiid is it dêr in lûd fan skriezen, ljippen, strânljippen en tsjirken. Sa moai!” In de zomer droogt het op en staan zijn koeien er. “Sjoch, en dat is myn bolle. Sa lang as er wurk hat, is er wol rêstich”, lacht hij. Natuurlijke dekking, dat hoort ook bij zijn manier van boeren.

Als alles hier in bloei staat, dan is het op deze plek iets buiten Raerd een zee van bijen, insecten en beesten, vertelt de jonge boer. Er is hier rijke voeding voor zowel zijn eigen beesten als de dieren die vleugels hebben. Schone grond, geen pesticiden; op dit kleine stukje aarde heeft de bij een grotere overlevingskans. Overigens is nog geen imker bij Jaring geweest om een kast neer te zetten.

 

Verknoeiing van de aarde
Imker Oene de Jong van Terschelling kijkt door zijn voorraam naar de overbuurman die net zijn kleine schare koeien binnenhaalt om te melken. “Ik heb een hele goeie buur”, knikt Oene tevreden. “Wij gaan respectloos om met de aarde. De bio-industrie? Ik vind dat echt iets verschrikkelijks. Als normaal mens zou je dat niet moeten willen, maar we doen er allemaal aan mee. Alleen maar omdat we goedkoop kippenvlees willen.” Zijn eigen grote grijze kippen lopen los over het erf. Daarvan ligt er binnenkort ongetwijfeld eentje op het bord. Zelf geslacht. Kakelvers. Terug naar de basis, dat is wat deze bijenhouder bepleit. Hij is dan ook tegen meer megastallen, waardoor er teveel mestoverschot is en waardoor er minder koeien in de wei staan.

 

Uitbreiding intensieve veehouderij
Over die megastallen en het mestoverschot schrijft de Friese Milieu Federatie (FMF) in maart dit jaar een stuk, als reactie op het besluit van staatssecretaris Van Dam (EZ), dat intensieve veehouders in de nabije toekomst nog verder kunnen uitbreiden. Inherent aan dat besluit werd ook het fosfaatplafond verhoogd. Gevolg: nog meer koeien. En dus: nog meer mest in Nederland.

Door het besluit van Van Dam dreigt Friese landschap verder te verschralen, kopt de FMF op de website (6 maart jl.). Het besluit zorgt ervoor dat intensieve veehouders nog verder kunnen uitbreiden en kleinere melkveehouders nauwelijks meer kunnen groeien. Hans van der Werf, directeur van de Friese Milieu Federatie zegt in het stuk dat hierdoor het Friese landschap verder dreigt te verschralen. “Individuele boeren kun je zoiets niet verwijten, zij zitten vast aan een systeem dat vooral gericht is op het produceren van zoveel mogelijk melk”, aldus Van der Werf.

 

Verschraling van het landschap
In bovenstaande betekenis van het woord is verschraling van het landschap: een eentonig groen landschap waarin minder koeien staan, waarin weidevogels hun plek niet vinden en waarin voor bijen meeldraden en stampers volledig onvindbaar zijn.

In een andere betekenis van het woord is verschraling juist het proces dat zorgt voor meer biodiversiteit. Op een voedselrijke bodem groeien alleen snelgroeiende soorten, vaak is dat alleen gras. Door de hoeveelheid voedingsstoffen (voornamelijk: stikstof, fosfaat en kalium) te verminderen, verschraalt de bodem. Op die verschraalde gronden ontstaat een vegetatie waarop meer soorten kunnen groeien. Niet alleen gras waar de bij niks aan heeft. Bloemen. Met meeldraden en stampers. Stuifmeel en nectar van koolzaad, klaver, tijm, paardenbloem. Daar kan de bij mee thuiskomen! Met aan haar pootjes prachtig gekleurde bollen stuifmeel gaat ze de kast binnen, ze zoekt een met bijenwas zelfgebouwd zeshoekig kamertje op om haar voorraad in achter te laten. Niet voor niets neemt Van der Zee in haar onderzoek de omgeving van imkerijen mee. Hoe ziet dat landschap eruit? Rijk of arm? En belangrijk: worden daar pesticiden gebruikt? Zo ja: welke?

 

Bestrijdingsmiddelen
De publicatie van het boek van Rachel Carson (Silent Spring) schudde in 1962 de hele wereld wakker. Het onderzoek van Carson bracht naar voren wat de invloed van het gebruik van pesticiden was op de sterfte onder (in haar onderzoek voornamelijk) vogels. Het DDT-gif werd na die publicatie wereldwijd verboden. Van der Zee: “Het minst gevaarlijke Neonicotinoïde (Thiacloprid) is in Nederland toegelaten, maar ik vond in mijn onderzoek wel een verband tussen bijenvolken en een verhoogde kans op sterfte. Let wel: sommige Neonicotinoïden zijn giftiger dan DDT. Ik denk dat deze bestrijdingsmiddelen ook gevolgen hebben die pas op langere termijn zichtbaar worden, zoals verzwakking van blootgestelde koninginnen.”

 

Imkerij Terschelling
Oene de Jong (Lies, Terschelling) houdt (zonder imkerpak aan) met de grootste voorzichtigheid een mand omhoog die hij onlangs als onderkomen aanbood aan een bijenvolk. Dikwijls wordt hij door eilanders gebeld: “Oene! er hangt hier een tros bijen aan de boom, kom je?!” De imker gaat langs met zijn mand, legt die voorzichtig over het volk heen en vertrekt dan weer. “Was dat het?”, vraagt de beller verbaasd. “Ik kom over een paar uurtjes wel terug”, antwoordt de imker dan. En bij terugkomst heeft het volk zich al een plek verschaft in de bijenmand die hij al zoemend onder de arm mee naar zijn tuin neemt.

 

Een superorganisme
Als Oene de onderzijde toont, hangt daar een groot zoemend krioelend geheel in. “Het is één groot wezen, zie je? Het is niet de bij die het verschil maakt in ons leven, het is het bijenvolk. Dat ademt. Dat leeft. Het is een staat op zich, een wezen, een superorganisme.” Dertig jaar lang werkte Oene als vogelwachter van Staatsbosbeheer op de Boschplaat van Terschelling. Het was zijn collega Jaap die op een goede dag plompverloren zei: “Ik snap eigenlijk niet dat jij geen bijen hebt!” Met die opmerking op zak ging Oene in 1976 op cursus. Bijencursus. En anno 2016 vertelt hij nog elke week aan toeristen hoe belangrijk die bij is. Maar meer nog: wat een prachtig organisme het is. “Kijk, wij mensen denken dat we alles weten hè. Dat is niet zo. Wij weten zo weinig over de natuur. De bij daarentegen…” En terwijl hij op zijn klompen naar één van zijn kasten loopt, plukt hij een braam. “Hier, die is voor jou.”

Een moment daarvoor viel zijn blik in de bijkeuken op een beschilderd stuk hout, een familiestuk:

 

‘Maak elke maaltijd tot een feest

En voel u als een Prins, een Koning!

Hij schenkt gezondheid, kracht en geest

Hij voedt, verkwikt, versterkt, geneest,

De Terschellinger bijenhoning.’

 

Het winkeltje waar Oene jarenlang honing verkocht, heette dan ook ‘De Honing Koning. Hij verkocht de honing in de jaren ’80 voor zeven gulden. In de winkel, waar ze er geen werk aan hadden, ging het gouden goed voor veertien gulden over de toonbank. “Daar kon ik me wel over opwinden. Ik kreeg immers alle prikken.” Met zijn klompen stapt hij over het hoge gras naar zijn kasten achter in de tuin. Drie bij huis en er staan nog drie op de Boschplaat waar ‘zijn’ bijen honing maken van Lamsoor. De paarse bloem bloeit vanaf de eerste week van juli. “Maar met één springtijvloed, die gepaard gaat met een storm uit het noordwesten, is het gedaan! Hoge waterstanden. De openstaande bloemetjes van de lamsoor kunnen niet tegen het zout en gaan kapot.”

 

Parasiet bestrijden
Honing verkoopt de eilander imker niet meer, al maakt hij het nog wel voor eigen gebruik. Maar de tijd dat hij vijftig volken had (lees: vijftig kasten met daarin op hoogtijdagen in de zomer vijftig- tot zestigduizend bijen per volk) is voorbij. Met de bijensterfte heeft dat niet direct iets te maken. “Je moet weten, ik ben echt knettergek van die bijen, ik vind het ’t meest bijzondere organisme op aarde, maar de varroamijt heeft mijn enthousiasme getemperd. Ik vind dat zelf ook heel jammer. Je krijgt het mooiste van de bloem in een potje, en nu moet je als imker die parasiet bestrijden met rotzooi. Dat past niet in mijn denkwereld.”

 

Varroamijt
Over de varroamijt is deze imker dan ook een andere mening toegedaan dan de bijenhouders die de strijd aangaan met de parasiet. “Een ziekte zal zijn gastheer nooit helemaal te gronde richten, want daarmee richt hij zichzelf te gronde”, zegt Oene. “Om een vergelijking te maken: toen wij in 1492 naar Amerika gingen, stierven de Indianen en masse aan de griep die wij meebrachten. Dat kwam omdat het nieuw voor hen was. Zij waren daartegen niet bestand. Achter het Oeralgebergte leefden bijen die besmet waren met de varroamijt. Die bijen konden daarmee overweg. Kijk, er zijn natuurlijke grenzen. Die zijn er niet voor niets. Door geknoei met kweekgewassen en door het verhuizen van bijenvolken en koninginnen, hebben wij er zelf voor gezorgd dat die mijt hier kwam. Ik geloof erin dat onze bijen uiteindelijk ook weerstand kunnen bieden tegen die parasiet. Alleen wij mensen hebben altijd haast. Alles moet snel. Daarom gaan we de mijt te lijf. Maar kijk eens naar zo’n bij, zo’n intelligent wezen heb je nooit eerder gezien.”

 

‘Een ziekte zal zijn gastheer nooit helemaal te gronde richten, want daarmee richt hij zichzelf te gronde.’

 

Hij haalt een raat uit één van zijn kasten. Toont de kamers. De open plekken waar nog honing of een eitje in komt. De plekken die al gevuld zijn. De kamers waarin bijenbaby’s liggen die standaard na eenentwintig dagen uit de kamer komen. (Een koningin standaard na zeventien dagen.) Bijenwetten. Op de raat is tussen de gesloten kamers een grote rij te zien waar kamers weer zijn opengemaakt. “Hagelschot noemen we dat.” Het is inderdaad net of er een stuk tussenuit geschoten is. “En het mooiste is natuurlijk aaneengesloten broed”, vertelt Oene. Hij kijkt. Trekt zijn wenkbrauwen op. En lacht dan: “Of niet?”

“Nee! Zie je? Dat is nou weer typisch een mensengedachte. Ik had het er laatst over met een andere imker. Misschien, maar dit is een hypothese, is het wel zo dat die bijen zelf het broed ertussenuit halen dat besmet is met die mijt. Wij denken: Ach, wat zonde, de bij is niet geboren, hij is er vroegtijdig uitgehaald. Maar we weten niet waarom dat is gebeurd. Wij denken: er zitten gaten in de raat, zonde, slechte koningin, maar misschien zijn dit juist wel de allerbeste volken. Het volk dat een zieke bij waar een mijt op zit, ertussenuit haalt. Zij bestrijden zelf die mijt. Niet wetenschappelijk bewezen, maar als je ziet hoe intelligent dat beestje is, dan zou het zo maar eens kunnen. Misschien moeten wij mensen de bij wel tijd geven om aan de mijt te wennen. Moeten we accepteren dat er tijdelijk volken zijn die geen honing opleveren. Wij hebben dat niet in de hand en we moeten dat misschien ook niet willen.”

 

Bijenvereniging Súdwest-Fryslân
Imker Zeinstra, tevens voorzitter van de Bijenvereniging Súdwest-Fryslân is een andere mening toegedaan als het om de bestrijding van de varroamijt gaat. “As we dat net dogge, dan binne we ferlern”, zegt hij. Bijenonderzoekster Van der Zee vertelt dat de warme lentes geen goed doen, omdat de parasiet zich in het broed van bijen vermeerdert. Zodra het buiten boven zes graden wordt beginnen bijenvolken met hun broednest. Een koude maartmaand kan daarom verhinderen dat er een grote mijtenpopulatie ontstaat, waardoor het risico op wintersterfte voor het bijenvolk aanzienlijk afneemt. De klimaatverandering, de verwarming van de aarde, speelt de bij zodoende ook parten.

Zeinstra uit Witmarsum is een bijenliefhebber pur sang. “In swerm bijen klinkt my as muzyk yn ‘e earen. Dat swermen is fenomenaal. De loft hielendal swart fan ‘e bijen. Se sykje in plak om te hingjen. It is mar goed dat der imkers binne om se in hûs te jaan.” Maar, die imker moet wel goed met zijn volk omgaan en ervoor zorgen dat het volk gezond blijft, bepleit hij. En dat betekent drie dingen: zorgen voor een jonge koningin, zodat er nieuwe, jonge, sterke volken blijven komen. Zorgen voor goed materiaal (lees: bijenraten). Hygiëne: het ontsmetten van de kast en het bestrijden van de varroamijt. Dat doet hij met natuurlijke middelen als oxaalzuur of mierenzuur. “Docht in imker dat net, dan komt it net klear, dan stjert sa’n folk úteinlik út.”

 

Rommelhoekjes weg
Deze imker uit Witmarsum noemt als grootste probleem het gemis van de bloemen in de weide. Al veertig jaar houdt Zeinstra bijen en de laatste decennia wordt het elk jaar slechter met de dracht: de bijen komen met steeds minder stuifmeel thuis. “De yntensivearing fan ‘e lânbou is gjin foarútgong yn myn eagen. As ik nei kollega’s yn Noard Dútslân sjoch, dan docht dy it folle better. No is de grûn der ek geskikter dan hjir op ‘e dikke klaai fansels, mar it giet ek om ‘e omjouwing. It is dêr rommelich. Net fan dy strakke pleatsen dêr’t gjin wylde blom te fine is. Moast hjir ris sjen. It is hjir fierstente skjin. Der is net mear in stikel te finen! Wêr binne de rommelhoekjes? Fuort.”

 

Sterven wij met de bij?
Jewel Akens bezong zijn bruinogige liefde in de jaren ’60, hij zong over vogels en bijen, ‘and a thing called lohohove’. Misschien is dat wel precies waar het om gaat; moeten we met meer liefde naar de aarde kijken, naar de harde zoemende werkers die ervoor zorgen dat er leven is, dat bloemen en bomen in bloei staan waar wij de vruchten van plukken. That’s the thing called love. Maar het inhalige van de mens is sterk verweven in de samenleving, zegt Oene de Jong op Terschelling: “De mens wil het liefst een kraan aan die bijenkast vastbinden en zien dat daar achter mekaar de honing uit sijpelt.” Of wij sterven met de bij? Nee, er ontstaat grote schaarste en we zullen minder bestoven producten kunnen vinden in de schappen. Minder kleur. Minder gezondheid. Is dat iets waar wij NU wat aan kunnen doen? Ja.

Het bericht Met het sterven van de bij, sterven wij verscheen eerst op de Moanne.

“Yn it skaad fan katedralen”

$
0
0

ARJAN HUT – 

In cd iepenje mei in foardracht fan in gedicht, hast sân minuten lang, sûnder muzyk derby, dat fyn ik geweldich.

Nynke Laverman, of inkeld ‘Nynke’ sa’t it op it hoeske stiet, flikt it op har nije album Wachter. En ja, it gedicht (‘Boskûle)’ klinkt wol hiel bot as Tsjêbbe Hettinga. Klank en ritme bepale de toan, dat docht it him, mar de wurden binne dúdlik fan Nynke, dy’t ek de teksten foar alle oare lieten skreau. Behalve foar it liet Moarn, dat basearre is op in rigel fan dyselde Tsjêbbe Hettinga en in oerset fers fan Hanny Michaelis.

 

Bytsje Massive Attack-achtich, mar noch mear Nynke-achtich, en ek Pruiksma-esk.

 

De poëzy hat in grutte ynfloed op it wurk fan dizze sjongeres. Dy poëzy sit net allinne yn de teksten, mar sit ek yn de wize fan sjongen, de melodijen, de muzikale begelieding fan Sytze Pruiksma (piano, marimba, dulcimer, drums & programming) èn de swart-wyt foto’s mei minimale kleuraksinten yn it stevige, kreas fersoarge boekwurkje dêr’t de skiif yn skûlet.

Imitaasje of in tekoart oan eigenheid, dat is by Nynke, fyn ik, in non-issue. Sy komponearret en fiert út mei lef en komt sa, plaat nei plaat, hieltyd wer mei yntrigearjende nije ‘bouwwurken’, mei in pear yngrediïnten dy’t allegeduerigen weromkomme: in suver fulkanyske passy, grutte tema’s (it Libben, de Dea) en in driuw nei avontoer. It foarnaamste risiko dêrby is dat it allegear tefolle wurdt, te oerdiedich en bombastysk. ‘Boskûle’ lit de krêft fan wurden hearre, ritme, romte, betsjutting en muzyk sit dêr al yn en fierder teater is dus ek net nedich. Goed dien.

Op Wachter sjit de artyste mar ien kear troch de bocht: it op ien nei koartste ferske ‘Katedralebouwer’ fjurret op alle fronten, mei syn drammende rymritme en teatrale tongkaprioalen. ‘Wês in katedralebouwer,’ sjongt se, mar dêr ha ik dan even gjin nocht mear oan, hear. Earst efkes bekomme.

De rest fan de plaat bliuwt de balâns knap bewarre en it hipt fan it iene hichtepunt nei it oare. ‘Jefte’, bygelyks, oer de fraach oft men de jefte fan it libben wegerje mei, wurdt útwurke mei in minimale tekst, in hearlik jagend ritme en in prachtrol foar Geneviève Verhage. Dy makket oer de hiele plaat yndruk mei har krachtige, bytiden briljante streken op har 150 jier âlde cello. Miskien noch wol it meast yn ‘Man fan hout’, mei 3:24 it koarste stik, as in nachtrit troch in poalbosk, men rûkt it hout en fielt de wyn om de earen slaan.

‘De langste sliep’ is ek in pronkje, “Harkje net hoe’t de tiid krimpt / wachtsje net oant de geast brekt” sjongt Laverman. De wurden, oer tegearre wêze yn it libben, oer de (mei sin opsochte) iensumens fan de dea, hat baat by beskiedenheid en romte en dat krije se ek. Neigeraden de tekst trochstapt, it gefoel opsteapelet, boazet de muzyk oan om dan yn ien lêste asem te ferstomjen.

En dan ha ik it noch net iens hân oer bygelyks de melodij fan De Wachter, dy’t tagelyk salvjend en licht driigjend is, op in bêd fan Marimba-klanken, of it lange ôfslutende Swannesang, dêr’t de begelieding efkes swijt en in statysk, pulsearend lûd it stjoer pakt, foardat Nynke wer ynfalt. Bytsje Massive Attack-achtich, mar noch mear Nynke-achtich, en ek Pruiksma-esk.

 

Nynke, De Wachter, nynkemusic.com

Het bericht “Yn it skaad fan katedralen” verscheen eerst op de Moanne.

Fryske Letterkunde op de Akademy?

$
0
0

ERIC HOEKSTRA –

 

Speech after long silence. It is right
that we descant and yet again descant
upon the supreme theme of art and song

Letterkunde is de wittenskiplike stúdzje fan literatuer. Literatuer is de meast komplekse utering fan de minske, mear spesifyk, fan de minsklike geast. Literatuer lit ús sjen hoe’t de minske yninoar sit.

Tagelyk is letterkunde de minst eksakte wittenskip, omdat it de dreechste wittenskip is. It is al dreech genôch om te learen literatuer te begripen, lit stean der ferstannige dingen oer te sizzen. Atomen en dingen binne makliker te bedjipjen as de geheimen fan de minsklike geast.

De Nederlânske wittenskip koe fjirtich jier ferlyn noch yn ‘splendid isolation’ bedreaun wurde. Dat koe, as men dat woe.

De Fryske Akademy hat yn it ferline in protte oan letterkunde dien. Sa hat Ype Poortinga, ien fan de earste meiwurkers fan de Akademy, de mannichte oan folksferhalen sammele. Jelle Hendriks Brouwer, de eardere direkteur fan de Akademy, fersoarge in rige Ald- en Midfryske tekstútjeften. Oan de Doelestrjitte ûndersocht Philippus Breuker it wurk fan Gysbert Japix, Goffe Jensma it Oera Linda Boek en Joke Corporaal, de lêste letterkundige promovendus fan de Akademy, ferdjippe har yn de figuer fan Anne Wadman.

Op de Fryske Akademy is de Letterkunde wilens ferdwûn. Dêr binne twa redenen foar: jildkrapte en oare prioriteiten. Mei alle besunigingen út de tiid fan de krisis waarden lege plakken net opfolle. En doe’t der wer jild wie, giene de twa grutte ûndersyksfjilden (de histoaryske en de taalwittenskippen) ynearsten foar. Want lykas oeral jildt: it himd is neier as de rok.

Kin der no dan halje-trawalje in letterkundige yn tydlike tsjinst oannommen wurde? Nee, want in oar ding is dat wittenskip no oars bedreaun wurdt as fjirtich jier ferlyn. De Nederlânske wittenskip koe fjirtich jier ferlyn noch yn ‘splendid isolation’ bedreaun wurde. Dat koe, as men dat woe. En it barde ek, lês Voskuil syn romansiklus Het Bureau mar, dat giet oer krekt sa’n ynstitút as de Fryske Akademy, mar dan yn Amsterdam.

Dy seldichste les jildt lyksa foar de Fryske wittenskip, en foar de Fryske letterkunde, yn relaasje ta de Nederlânske. As men no Fryske letterkunde dwaan wol, dan moat dat yn oparbeidzjen mei Nederlânske letterkundigen, of bûtenlânske fansels. De tiidgeast is feroare. De subsydzjejouwers stelle oeral de gearwurkingseask, de ynternasjonalisearringseask, lykfolwat men dêrfan fynt. Dit is de realiteit.

In letterkundich ûndersyk sil by foarbaat yn ‘e mande mei Nederlânske letterkundigen opset wurde moatte, en it sil aspekten fan Fryske en Nederlânske letterkunde meinimme moatte, ferlykje moatte. En as dat slagget, dan kin it samar wêze dat Nederlânske letterkundigen oan Nederlânske universiteiten út harsels Fryske letterkunde meinimme yn har ûndersyksoanfragen. By de taalkunde is dat al sa.

De tiidgeast is feroare. De subsydzjejouwers stelle oeral de gearwurkingseask, de ynternasjonalisearringseask, lykfolwat men dêrfan fynt. Dit is de realiteit.

Op freed 7 oktober organisearje wy as Fryske Akademy yn Tresoar de earste Dei fan de Fryske Letterkunde, yn ‘e mande mei Tresoar, de Moanne en de NHL. Mei dy Letterkundedei wolle wy tagelyk kontakten mei Nederlânske letterkundigen ta stân bringe om it omtinken foar en de prioriteit fan nij Frysk letterkundich ûndersyk te fersterkjen.

Mei oare wurden, wy wolle it nedige ûndersyk organisearje. Of sa’t Prof. Philippus Breuker oer syn eigen beuzichheden as Akademyletterkundige op literêr tydskrift fers2.eu skreau: Dat kaam del, net op it sels ûndersykjen, mar op it organisearjen fan it ûndersyk fan oaren. Dat ûndersyk kin dan plakfine op de Fryske Akademy yn Ljouwert, mar likegoed op oare plakken yn Nederlân.

Spraak nei lange stiltme; it is goed,
wij eidzje it heechste tema nochris oer:
de kennis fan de keunst en fan it liet.

 

Eric Hoekstra is taalkundich ûndersiker oan de Fryske Akademy.

De Letterkundedei op freed 7 oktober hat lêzingen fan Piet Gerbrandy (oer it fakmanskip fan Gysbert Japix), Alpita de Jong, Abe de Vries, Piter Boersma, Marc van Oostendorp, Friduwih Riemersma en Henk van der Liet. Tagong is fergees en mei lunsj. Opjaan kin oant 1 oktober fia baly@fryske-akademy.nl.

 

Het bericht Fryske Letterkunde op de Akademy? verscheen eerst op de Moanne.

Met de leegte de volle macht

$
0
0

HUUB MOUS – 

Op 28 april 1958 werd in Parijs in Galerie Iris Clert in de Rue des Beaux-Arts, nummer 3 een bijzondere tentoonstelling geopend. Er was helemaal niets te zien. Alles was wit geschilderd, dat was het. De tentoonstelling heette dan ook Le vide. De kunstenaar Yves Klein, die juist op die dag precies dertig jaar was geworden, had het zo bedacht. Misschien dacht hij dat hij dat hij een soort verlosser was die de eigentijdse kunst wilde bevrijden uit zijn ballingschap. Koninkrijk en ballingschap, zo heette ook de laatste verhalenbundel van Albert Camus, die het jaar daarvoor in Parijs was verschenen.

 

De kunstwerken spreken voor zichzelf. Ze nemen deze ruimte in bezit en veranderen haar. Ze tonen wellicht een ruimte die niet getoond kan worden, laat staan benoemd.

 

Camus zelf kwam even kijken bij de opening van deze tentoonstelling van de leegte. Hij liet er zelfs een notitie achter: ‘Avec le vide les pleins pouvoirs,’ zo stond erop te lezen. ‘Met de leegte de volle macht.’ Het was de interpretatie van Camus van dit zonderlinge gebeuren. Er was geen voorstelling, geen intermediair van lijst en sokkel, geen schilderij aan de wand en geen sculptuur op de grond. Er waren alleen twee suppoosten die er op moesten toezien dat er maar een beperkt aantal bezoekers tegelijk naar binnen mocht. Ook Camus heeft dus even buiten moeten wachten voordat hij de lege ruimte kon betreden Ik heb het nergens bevestigd kunnen zien, maar ik waag te beweren dat één van de exposanten van deze tentoonstelling, die ik hier vandaag mag openen, ook daar in de rij heeft staan wachten, op die 28ste april 1958 in de Rue des Beaux-Arts in Parijs.

Bernard Aubertin was kort daarvoor diep onder de indruk geraakt van het werk van Yves Klein en vooral van zijn monochrome schilderingen in blauw, of beter gezegd ultramarijn. Hij patenteerde zijn ultramarijn-pigment internationaal als het International Klein Blue. Bernard Aubertin zou dit radicale schilderconcept prompt daarop een doorstart geven in rood. Rood, rood, rood… had hij geroepen. Alsof dat het enige nog was dat hij wilde. Alles terugbrengen tot het teken en ontdoen van elke betekenis. De leegte, het niets, de dingen voor zichzelf laten spreken. Dat wilden deze kunstenaars. Ze wilden de kunst resetten, letterlijk tot nul reduceren.

Zero, Nu, Nul… dat waren de woorden van die tijd. Er waaide een nieuwe wind door Europa en ook de kunst werd bevangen door een nieuw elan. Laten we gokken op het niets. Laten we de sprong wagen in het niets, of laten we juist niet springen en niets meer doen dat ons wegvoert van de alledaagse wereld, hier en nu. In de Franse filosofie was die gedachte van ‘een sprong in het niets’ al eerder opgedoken. Al in 1942 was Camus in zijn boek De mythe van Sisyphus een weddenschap aangegaan met het absurde.

Hij weigerde nog langer een sprong te maken naar iets absoluuts, naar een ultieme zin of betekenis van de wereld, naar een mogelijke verzoening of een verlossing, een transcendentie of eeuwige bovenwereld die ons nog redden kan. Camus nam zich voor om voortaan consequent te weigeren die sprong te maken. Maar tegelijk accepteerde hij met hart en ziel de leegte die na die weigering overbleef. De leegte was juist een volheid voor hem. ‘Avec le vide les pleins pouvoirs.’

De leegte als een volheid. Dat was de ultieme paradox. In feite was het een antireligieuze sprong in een leegte, een sprong die juist in zijn radicaal antireligieuze intentie een bijna spiritueel karakter leek te krijgen. Zeker bij Yves Klein die spirituele ideeën er op nahield en zich liet inspireren door de hermetische leer van de Rozenkruisers. Camus daarentegen kende die religieuze neiging niet. Hij wilde juiste een laatste poging doen om zich te ontdoen van al het boven- of buitennatuurlijke. Hij wilde alle consequenties aanvaarden van deze absolute weigering en een weddenschap aangaan met het absurde. Of zoals hij zelf schreef in De mythe van Sisyphus: ‘Het lichaam, de tederheid, de schepping, de daad, de adel van de mens zullen dan in deze wereld hun plaats weer innemen.’ En hij voegde daar letterlijk aan toe: ‘De mens zal er tenslotte de wijn van het absurde en het brood van de indifferentie terugvinden, waarmee hij zijn grootheid voedt. ‘

Zo keerden de woorden ‘brood en wijn’ als twee ontheiligde en tegelijk geheiligde metaforen terug in een voortaan als zinloos ervaren wereld. Nu niet als ‘het lichaam en bloed’ van een verlosser, maar als de leegte en de onverschilligheid van het absurde, de kale aard van de wereld zelf, die als zodanig aanvaard moest worden. Maar was deze ultieme resignatie van Camus, deze volledige overgave, dit categorisch afstand doen van zin en verlossing niet zelf ook een sprong geweest? Zelfs mensen zonder evangelie hebben hun eigen olijfberg,’ schreef Camus in De mythe van Sisyphus. Was dit ook niet een sprong in het niets door juist niet te springen? Welke laatste gedachte speelde door het hoofd bij iemand die aarzelde om wel of niet in een afgrond te springen?

Camus zag de sprong als een vlucht voor de wereld zelf. Hij wilde blijven staan op de duizelingwekkende scherpe rand van die afgrond van het niets. De toestand die aan de sprong voorafgaat wilde hij voortdurend handhaven, in stand standhouden, niet springen. Hij wilde de onverschilligheid van de wereld opstandig aan de orde stellen en tegelijk ook liefdevol aanvaarden. Daarbij was hij zich terdege bewust, dat als deze totale aanvaarding van de wereld even rigoureus wordt doorgevoerd als de rigoureuze ontkenning ervan, zijn filosofie wellicht zou uitmondden in de oosterse filosofie van het consequent niet- kiezen, de leegte van het zenboeddhisme. Dat was immers de ware filosofie van de indifferentie.

Was de leegte die Yves Klein tentoon had gesteld in die lege galerie in Parijs nu spiritueel van aard of juist niet spiritueel? Zelf moet Yves Klein het eerste hebben gedacht, maar zeker weten doen we dat niet. Ooit heeft hij beweerd dat hij de spirituele ruimte, waar de schilder Malevich in zijn suprematistische kunst naar op zoek was gegaan, fysiek wilde verkennen door er letterlijk ín te springen. Een concrete sprong in de leegte dus. De spirituele ruimte van Malevich was niet alleen verweven geweest met de binnenruimte van de geest, maar ook met een buiten-fysische, metafysische of spirituele ruimte die de waarneembare ruimte te boven of te buiten gaat. Die andere ‘boven-ruimte’ leek zo rond 1960 zijn fundering definitief te verliezen. Was dat het soms, wat Yves Klein tot zijn verkenning van de leegte had aangezet? De volheid van de spirituele ruimte dreigde ‘vol-ledig’ leeg te lopen in de leegheid van de fysische ruimte. Wilde hij die omslag soms teniet doen met een noodsprong in de leegte?

Die omslag van spirituele naar fysische ruimte, van volheid naar leegte, tekent zich ook af in de neo-constructivistische kunst die na de oorlog een bloeiperiode doormaakte. Voor de generatie van Mondriaan en De Stijl was de fysische ruimte van de waarneming nog intrinsiek verbonden geweest met een ideële ruimte van de geest, dat wil zeggen: de ‘achterwereld van de Ideeën’, de Eidos van Plato. Voor de neo-constructivisten van na de oorlog raakte deze wederzijdse doordringing van ruimte en geest gaandeweg uit beeld. De kunst was voortaan niet meer gericht op een ideële utopie of het verbeteren en vormgeven van de wereld, maar op de formele analyse van haar grondbeginselen.

Hoe dan ook, nog geen twee jaar na die wonderlijke tentoonstelling van de leegte in 1958 in Parijs nam Yves Klein de proef op de som. Hij wilde laten zien wat het werkelijk betekent, zo’n sprong in de leegte. Hoe is het om fysiek op de rand van het niets te staan, op de drempel van de totale leegte. Op 12 januari 1960 ensceneerde hij een generale repetitie in de Rue de l’Assomption in Parijs. Hij wilde van een hoge muur springen en dat fotografisch vast laten leggen. Precies acht dagen daarvoor, op 4 januari 1960, was Albert Camus om het leven gekomen bij een verkeersongeval nabij Villeblevin, op de kaarsrechte weg van Sens naar Parijs. Daar was een auto – met naast Camus drie andere inzittenden – met grote snelheid tegen een boom geknald. Camus was vrijwel op slag dood toen hij uit het achterraam van de auto werd geslingerd. Hij had een gebroken nek en een beschadigde schedel. Zijn gelaatsuitdrukking was niet vredig, zoals wel eens is beweerd, maar drukte ontzetting uit.

Ik weet niet wat de reden is geweest waarom Yves Klein besloot om de definitieve performance van zijn sprong in de leegte uiteindelijk niet in Parijs uit te voeren Hij koos tenslotte voor een klein plaatsje onder de rook van Parijs. Fontenay-aux-Roses, op zo’n 8 kilometer afstand van de Nôtre Dame. Daar vond negen maanden later, op 19 oktober 1960, zijn definitieve sprong in de leegte plaats, vanaf een hoge muur aan de straatzijde van de Rue Gentil-Bernard. Op de foto, die van het gebeuren is gemaakt, zijn in het versleten asfalt wonderlijke patronen te zien. In de verte rijdt een trein voorbij en een fietser verwijdert zich naar het einde van de straat. Als achteloze passant is hij het bewijs bij uitstek van de volledige indifferentie van dit gebeuren, de tedere onverschilligheid van de wereld.

Waarom koos Yves Klein juist voor deze locatie voor zijn proef op de som? Ik kan het niet bewijzen, maar wederom waag ik te beweren dat het Bernard Aubertin is geweest die hem hierop heeft gewezen. Fontenay-aux-Roses was immers de geboorteplaats van Aubertin. Hier lag het beginpunt, van zijn leven, zijn punt Nul in de tijd. Van hieruit had hij in de voetsporen van Yves Klein zijn eerste schreden gezet op het braakliggende terrein van de kunst. Na zijn ontmoeting met Yves Klein had hij zijn eerste rode monochromen geschilderd, zijn eerste duizenden spijkers in een stuk hout geslagen, en later ook zijn eerste ‘vuurwerken’ gecreëerd alvorens hij naar Duitsland vertrok.

Aubertin zou de verbindende schakel worden van al die parallelle bewegingen die eind jaren vijftig in West-Europa de kop op staken. Hij onderhield contacten met de Zero-groep van Otto Piene, Gunther Ucker en Heinz Mack in Duitsland, maar ook met de Nederlandse Nul-beweging van onder meer Henk Peeters en Jan Schoonhoven. En daarnaast met de Franse vertegenwoordigers van het Nouveau Realisme. En niet te vergeten met de geestverwante Italianen zoals Lucio Fontana en Piero Manzoni.

Het werk van Bernard Aubertin, die vorig jaar is overleden, is tegelijk ook een scharnier tussen de kosmische en spirituele tendensen die vooral in het Duitse Zero tot uiting kwamen en de meer koele en formele tendens in de Nederlandse Nul-beweging. Die tentoonstelling van de leegte – Le vide- op 28 april 1958 was een beginpunt geweest van al die hectische ontwikkelingen rond 1960. Die opening van die tentoonstelling was letterlijk een ouverture.

Ik moest hier aan terugdenken toen Eja Siepman van den Berg mij enige tijd geleden vroeg of ik deze tentoonstelling vandaag zou willen openen. Het is niet alleen de opening van een tentoonstelling, maar ook van een nieuwe tentoonstellingsruimte, een opening in het kwadraat dus. Tegelijk lijkt met deze tentoonstelling een echo op te klinken uit die raadselachtige lege ruimte bij die opening destijds in Parijs. Ook het leidmotief van deze tentoonstelling is het spanningsveld tussen de ruimte en de leegte.

Het werk van Robert Schad, die in de jaren zeventig begon met een opbouwen van een monumentaal oeuvre, is misschien wel de verbindende schakel die de werken in deze ruimte vandaag met elkaar verbindt.. Zijn beelden in de openbare ruimte worden samengesteld met massieve staven vierkantstaal die hij aaneensmeedt tot eenvoudige maar tegelijk ook grillige en poëtische lineaire constructies. Je zou zijn beelden kunnen zien als een zich telkens herhaalde sprong die in de ruimte is stilgezet. Een sprong van een danser die bevroren is in het niets.

Zelf noemt hij zijn beelden acteurs die hem vertegenwoordigen in de ruimte. Het zijn zijn Stellvertreter. Zij kunnen een enorme omvang bereiken, maar ook ingetogen zich voegen op de plek waar ze staan. Het karakter van de plek wordt telkens weer tot leven gewekt. De genius loci wordt gearticuleerd in een constructie die zich zowel in de ruimte manifesteert als de omringende ruimte transformeert. Surfend op internet op zoek naar zijn werk stuitte ik op tal van plaatsen waar zijn beelden zijn neergestreken, soms tijdelijk soms permanent, soms in de vrije natuur, dan weer in tegen de achtergrond van een historisch decor. Telkens weer voegen zij iets aan die bijzondere locatie toe,

Eén project van Robert Schad sprak mij in het bijzonder aan. Voor het plein van het Beierse stadje Landshut heeft bij beelden gemaakt die wonderwel harmoniëren met de laatmiddeleeuwse gevels van deze prachtige omgeving. Het toeval wil dat ik een paar jaar geleden in een hotel aan datzelfde plein overnacht heb. Zijn beelden stonden er nog niet. Ik heb die omgeving toen ervaren als een grote leegte. Opeens zag ik dat de sculpturen van Robert Schad aan deze ruimte een extra dimensie gaven, alsof een windvlaag die in de fuik van het taps toelopende plein zichtbaar was geworden. De leegte was opeens tastbaar aanwezig .De sprong was hier gestold in een dans van stalen vormen.

Wat is ruimte? Wat is leegte? Die elementaire vragen lijken de kunstwerken van deze tentoonstelling ieder op hun eigen wijze aan de orde te stellen. Dat geldt niet alleen voor de kunst van Bernard Aubertin, maar ook voor de sculpturen van Robert Schad. Het geldt eens temeer voor de ogenschijnlijk tijdloze beelden van Eja Siepman van den Berg die wel degelijk een product zijn van onze tijd. Ze behoren tot dezelfde ruimte van de kunst die in de afgelopen decennia door kunstenaars werd verkend.

De sculpturen van Eja Siepman zijn in feite exploraties van de ruimte, maar dan in plastische zin, door het ruimtelijk construeren van het menselijk lichaam. In die zin zijn deze beelden neo-constructivistisch te noemen. De opbouw van het lichaam staat hier immers niet in dienst van de verbeelding van een specifiek persoon, maar van een spel van proporties en verhoudingen, dat naast zijn herkenbare verschijningsvorm vooral een formele kwaliteit bezit.. Het lichaam wordt afgekort. Letterlijk zelfs in het bewust weglaten van armen en hoofd dat voortkomt uit een behoefte om het lichaam te ontdoen van zijn direct aansprekende uitdrukkingsvormen. Kortom, het zijn beelden die de ruimte wat je noemt incorporeren, de leegte wordt belichaamd, de vormen in brons gegoten. Telkens weer gaan ook deze beelden een relatie aan met de ruimte en met de werken die zij in die ruimte ontmoeten.

‘Enigma’ is de titel van de tentoonstelling die ik vandaag mag openen. Dat ‘enigma’ zou het raadsel van de ruimte kunnen zijn. Wat is de aard van de ruimte waarin ik hier spreek, een ruimte die zich vanaf vandaag Projectruimte Hoofdstraat 17 mag noemen? De kunstwerken spreken voor zichzelf. Ze nemen deze ruimte in bezit en veranderen haar. Ze tonen wellicht een ruimte die niet getoond kan worden, laat staan benoemd. Door dit eerste openingswoord daadwerkelijk in deze ruimte uit te spreken, maak ook ik een sprong in de leegte. Ik hoop dat deze leegte het beginpunt wordt van een rijkelijk gevulde toekomst. Met de leegte de volle macht. ‘Avec le vide les pleins pouvoirs,’ Met die woorden van Albert Camus verklaar ik deze tentoonstellingsruimte graag voor geopend.

 

Openingswoord bij de tentoonstelling Enigma met werk van Bernard Aubertin, Robert Schad en Eja Siepman van den Berg in Projectruimte Hoofdstraat 17, Beetsterzwaag, 25 september -13 november 2016.

Het bericht Met de leegte de volle macht verscheen eerst op de Moanne.

Elkenien wol wapperje!

$
0
0

PAUL VAN DIJK – 

De wille fan it meitsjen fan dit aksjeboek spat der ôf. Wapper, it printeboek en aksjeboek foar bern 2016 fan yllustrator én skriuwster Yke Reeder lit sjen wat se allegear wol net kin. Wabe, Wiepie, Wobke en Wapper wurde yn in aaidoaske besoarge troch de earrebarre. Al gau moatte de pykjes it fleanen leare. Dat giet bêst, allinne Wapper bakt der neat fan: hy is te benaud om te fallen.

As er dan al springt dûzelet it him, en de lêzer ek, want it boek moat oer de kop hâlden wurde om fierder te lêzen. En dan fljocht Wapper op syn eigen manier fierder, oer de kop en achterút. Net sa as it heart. De oare fûgels laitsje him út en betinke fan alles om him yn it stramyn fan it fleanen te krijen.

 

De abstrakte byldtaal fan Yke Reeder bliuwt plaat nei plaat boeien. De yllustraasjes binne stik foar stik keunstwurkjes.

 

Uteinlik makket hja sels in masine foar him. In ‘fleanopstallaazje’ , in transportbân dy’t mei in amer, in stikmannich autobannen en in feger omheech hâlden wurdt. It die my tinken oan de prachtige úttinksels fan Professor Punt út de Paulus-ferhalen fan Jean Dulieu.

De masine sjit him de loft yn en Wapper fljocht mei in woesj tsjin de moanne oan. Pas as dy him in komplimint jout en freget om nochris wat sjen te litten, en Wapper beslut om ûndersteboppe in stikje achterút te fleanen, krijt er neifolging fan de oare fûgels. Wapper wurdt de trendsetter fan it healwiis fleanen. En elkenien wol wapperje.

Yllustraasjes
De abstrakte byldtaal fan Yke Reeder bliuwt plaat nei plaat boeien. Op eltse tekening falt wer in oare kant fan de kleuren grien en blau te ûntdekken. De yllustraasjes binne stik foar stik keunstwurkjes. Yn in filmke dat as promoasje foar it boek ôfspile waard by de ôftraap fan it Boekefeest, wie te sjen hoe’t Reeder har yllustraasjes makket. Se makket gebrûk fan in kollaazjetechniek dêr’t se yn stikken skuorde repen papier, bewurket mei ferverôler. De repen papier wurde beammen, achtergrûnen of objekten, de figuurkes wurde dêr wer oerhinne plakt.

Reeder hat tagearre mei dichter Sytse Jansma oan de tekst wurke. De tekst rint en swingt. Der is in soad omtinken jûn oan klank, alliteraasje en sa no en dan is der ek einrym. It lykwicht tusken de tekst en yllustraasjes is net oeral even goed. Benammen yn it stik dêr’t de iikhoarn yn ‘e beam fêstsit, de mûs in ikel op ‘e kop krijt en de mol syn hik kwyt rekket, bart der wol in hiel soad en hie de tekst it ien en oar ferdúdlikje kinnen.

Dy hik fan de mol is oars wol in hiel aardich grapke. Foarlêzers moatte eins fan it begjin ôf oan eltse hik fan de mol wol hurdop foarlêze, dan wurdt it dúdlik wêr’t de opluchting fan de mol weikomt as Wapper tsjin him oan fljocht.

Troch it linige gebrûk fan taal, de eigen styl fan Yke Reeder en it boadskip fan it ferhaal is Wapper in printeboek om ûndersteboppe fan te reitsjen. Lit ús allegear mar wapperje, oars is it mar in deade boel.

Het bericht Elkenien wol wapperje! verscheen eerst op de Moanne.


Masedoanyske filmmakker te gast yn Fryslân

$
0
0

ARJAN HUT – 

De earste kear dat ik Marija Makeska tref is op freed 16 septimber yn de Slauerhofftún, it binnenplak achter boekhannel Van der Velde. Skriuwer André Looijenga hat de Masedoanyske skriuwster en filmmakster meinommen. Se is de jûns fantefoarren oankommen yn ús lân, hat lang, swart hier en dûnkerdjippe eagen, in hast wite hûd en in gesicht dêr’t net altyd alles fan ôf te lêzen falt. Nyk de Vries krijt de Piter Jellespriis útrikt en it tilt op fan skriuwers, muzikanten en sjoernalisten.

 

“Don’t underestimate me.”

 

Meindert Talma spilet in ferske en draacht foar út syn bytiden hilaryske boek Kelderkoorts. Nyk sels lêst út syn priiswinnende roman Renger. It is ûnderdiel fan it harkspul fan in lyts healoere dêr’t er al mei op promoasjetoer west hie. “I have never seen such a well-prepared performance by a writer,” gutet de gaste ûnder de neisit. Makeska praat floeiend Ingelsk, mei in Amerikaans aksint. “Ik ha alve jier yn Amearika wenne,” leit se út, “Yn Michigan.” Se fernuveret har oer safolle fytsen  op de dyk.

Se is yn Ljouwert yn it ramt fan it útwikselprojekt Other Words / Oare Wurden. Looijenga hat earder fan’t jier foar itselde projekt acht wiken nei Masedoanje west.

De sneontemiddeis is se der alwer by, diskear yn Mantgum. Looijenga hat har meinommen nei de presintaasje fan De Grutte Freonlike Reus yn in sealtsje ûnderyn MFC De Wjukken. It is drok, moai waar en der spane tsientallen entûsjaste bern om. Makeska liket wurch, se hat noch amper tiid hân om te bekommen en is der net rouwich om dat har selskip it jûnsprogramma oerslacht. Se hat in buskaart en miskien sil se der snein op út, allinnich. Se fernuveret har oar it grutte tal literêre aktiviteiten.

De tiisdeis hâldt Teake Oppewal fan Tresoar yn de Gysbert Japicksseal foar in selekt selskip in presintaasje oer it Frysk en de Fryske literatuer, spesjaal foar Makeska. Ik freegje har oft se wat bekommen is. “Ik ha nei Harns west, dat wie prachtich! Mar doe’t ik thúskaam út Harns, nei fjouwer oeren omstappen, wie ik dochs yn- en ynwurch.”

“Dat komt fan de seelucht”, roppe ik, Looijenga en Syds Wiersma, de projektlieder fan Oare Wurden yn koar.

“We were three institutes before,” begjint Oppewal. Der stiet kofje en thee op tafel, en in skaal mei dúmkes. Mareska mei se wol. “Thumbs up!” Wy koerse troch de skiednis fan ús taal, by Japan del, de Europeeske taalbewegings fan de 19e iuw, Kalma, de slach by Warns. Nei ôfrin ha is der gelegenheid om wat fragen te stellen. Hat se al fytsen leard?

“Ik hâld fan kuierjen, dat doch ik leaver as fytse. Fytse ken ik net. André hat besocht om it my te learen, mar nee, oant no ta sûnder risseltaat. Myn broer en ik krigen ea beide in fyts, mar sines gie stikken en doe hat hy mines krigen. Fytsen hat nea wat foar my west, ek yn Michigan net. Yn 2003 ferhûzen wy nei de Feriene Steaten, mei myn heit en mem. Myn heit hie dêr wurk. Alve jier letter bin ik mei myn mem werom gien nei Masedoanje.”

Yn de USA hie se film en theater studearre, mar yn Masedoanje kaam se net oan in baan. “Ik ha dêr gjin netwurk. It is hiel dreech om oan in baan te kommen. Ja, ik ha wol famylje, mar dat binne allegear dokters,” laket se.

Se ûntwikkelet har eigen projekten en makket in dokumintêre oer sefardyske joaden yn Masedoanje (Soul Mates, 2009) en letter in koarte film (Dear Alexander, 2015) dy’t op in filmfestival yn Noarwegen omskreaun wurdt as ‘gothic folk’.

“Ik ha gjin foarkar foar it ien of it oar, fiksje of non-fiksje, lis mysels gjin beheinings op. Yn it foarste plak bin ik in ferhaleferteller. Nee, ik set myn films net op Youtube en ek net op Vimeo, ik jou myn wurk net graach út hannen. De films wurde fertoand op festivals.”

Se bliuwt acht wiken yn Ljouwert en wurket dêr oan in film oer taal yn de stêd. Miskien dat se wat filmje sil op in folkfestival, meikoarten yn de Harmonie. Syds Wiersma wol sjen oft it risseltaat op it Noordelijk Filmfestival fertoand wurde kin. Hy sil har ek noch in crash course wurkje-mei-autentike-rollen-film jaan. “Ik ha noch nea sa’n grut argyf sjoen as hjir yn it Frysk Filmargyf. Yn de ‘US’ wurdt alles digitalisearre en âlde film wurdt gewoan fuortsmiten.”

“De directeur is wol strang as it oankomt op de seleksje foar it filmfestival,” neamd immen. Earder wie al de quote fan Henk Penninga oanhelle, dat alle film yn Fryslân kânsleas is, omdat hjir de teaterkultuer dominearret. Mar Makeska is net benaud. “Don’t underestimate me,” seit se, ‘ûnderskat my net.’

Ik freegje har oft se kameraminsken siket of in regisseur, want dat hie ik heard. Se spat op: “Nee, ik ken alles self. It iennichste wat ik nedich bin, binne myn earms, eagen, skonken … en in tri-pod!” Foaral dy tri-pod is belangryk, se hâldt der net fan om de kamera yn de hân te hâlden. “It is wat ektra wurk om alles op te setten, mar it sjocht der profesjoneel út. Dat wol ik ek graach.”

Het bericht Masedoanyske filmmakker te gast yn Fryslân verscheen eerst op de Moanne.

Mata Hari is hot

$
0
0

ARJAN HUT – 

Dan hinget it blykber yn de loft en binne ferskate minsken, sûnder dat se dat fan inoar witte, mei Mata Hari dwaande. Angela Wind, Pr-meiwurker by de Arbeiderspers, is ferheard. “Precies vandaag (tongersdei 29 sep, AH) verschijnt het nieuwe boek, ‘De Spion’, van Paolo Coelho in het Nederlands!” De Spion is basearre op it libben fan Margaretha Zelle, alias Mata Hari. “Ligt precies vandaag in de winkel!”

Wind is spesjaal yn Ljouwert delstrutsen foar de presintaasje fan in oar boek, ‘Denk niet dat ik slecht ben’. De presintaasje is by Tresoar yn de Gysbert Japicksseal. Moandei pas is der, ûnder embargo, in parseberjocht útgien. Mar juster hat de NOS al west te filmjen en faaks komt it fannejûn op de televyzje. Mata Hari is ‘hot’.

 

Bysûnder is dat it boek fan Coelho ek yn it Frysk ferskynt. De skriuwer brocht syn folgers koartlyn op de hichte. It is de 81e taal dêr’t syn wurk yn ferskynd.

 

‘Denk niet dat ik slecht ben’ is een tsjokke útjefte mei leafst 48 brieven fan en oer Zelle, allegear út de tiid foardat har libben as eksoatysk dûnseresse begûn. Unbekende brieven en ek tolve foto’s, se waarden oan Tresoar oanbean troch Edmond Angenot, oerpakesizzer fan Edward McLeod, in fertrouweling fan Mata Hari. Sy wie troud mei in oare McLeod, Rudoph, it swarte skiep fan de famylje.

De Braziljaan Coelho is ien fan de populêrste skriuwers fan de planeet. Hy hat 28 miljoen folgers op Facebook allinne al, fertelt Wind, dy’t wilens siket om kamera’s en parseberjochten ompartet oan de oanwêzigen. Dochs is er lang sa bekend as dy mysterieuze dame dy’t berne waard yn Ljouwert. De hiele wrâld wit fan Mata Hari. “Coelho heeft zich gebaseerd op de biografieën die bekend waren over haar, maar nee, deze nieuwe uitgave wisten wij niks van.”

Coelho hat mei syn roman besocht sa ticht mooglik yn de buert fan de feiten te bliuwen. “Toevallig ook dat hij de roman in de vorm van brieven heeft geschreven. Het begint met een brief aan haar dochter, geschreven vanuit de dodencel. Vandaar uit ontvouwt zich haar levensverhaal.”

It boek hat as slogan ‘Haar enige fout was dat ze een vrije en onafhankelijke vrouw was’. Dochs blykt út it ferhaal fan Angenot ek dat it foar in part needsaak wie dat ‘Gretha’, dy’t wol wend wie oan manlike oandacht, nei har skieding fan McLeod eksoatysk dûnseresse waard.

As Rudolph McLeod nei de skieding syn alimentaasjeferplichtings net neikomt, rekket se yn finansjele need. Se siket om wurk yn Paris en wol graach har dochter oerkomme litte. Se wol in fatsoenlike mem wêze. As it har net slagget de foudij oer har bern te krijen, set se definityf ôf nei Paris. It jier is 1904 en se skriuwt nochris nei ‘neef’ Edward: “Als ik fatsoenlijk wil zijn ben ik doodarm” en “Denk niet dat ik slecht ben, ik doe het alleen uit armoede.”

Bysûnder is dat it boek fan Coelho ek yn it Frysk ferskynt. De skriuwer brocht syn folgers koartlyn op de hichte. It is de 81e taal dêr’t syn wurk yn ferskynd. De Arbeiderspers betocht sels dat in Fryske útefte net misse koe, mar it moast wol hurd hurd. “Begin juni hoorden we dat het boek eraan kwam, op 9 september kregen we het manuscript in het Portugees. Piet Jansen heeft het toen in een recordtempo naar het Nederlands vertaald. Vervolgens zijn we via de Afûk bij Jantsje Post en Jetske Bilker uitgekomen die De Spion naar het Fries vertaalden.”

De Fryske edysje fan de spion wurdt op 7 oktober presintearre yn it Histoarysk Sintrum Ljouwert. It earste eksimplaar wurdt oanbean oan Tet Rozendal, dy’t takom jier in Mata Hari-mystery tour troch Europa docht. “Komt Coelho zelf ook nog langs?” hifket HSL-direkteur Geart de Vries hoopfol, want hy hat geroften heart en wit noch fan de komst fan Dan Brown. “Nou dat weet ik niet hoor!” laket Wind.

Mar de útjouwer wol in gearwurking mei in grut lanlik deiblêd yn 2017 in Mata Hari-tocht troch Ljouwert organisearje. En sa binne der mear plannen omtrent it ea sa gewoane, Ljouwerter famke Gretha Zelle. Yn de rin fan 2017 wurde ek de lêste fertroulike rjochtbankdokuminten frijjûn en sille wy faaks útfine oft Mata Hari wier in spion wie of inkeld slachtoffer fan politike pr-spultsjes.

 

Paulo Coelho, ‘De Spion’, de Fryske edysje. De Arbeiderspers, 2016. €18,99

Het bericht Mata Hari is hot verscheen eerst op de Moanne.

Alma-Tadema troch oare eagen

$
0
0

MONIQUE FLINKER – 

Mei oare eagen sjen nei it wurk fan Sir Lawrence Alma-Tadema (1836-1912). Dat is de útdaging foar 24 keunstners yn it projekt ‘Besiele troch Alma-Tadema’. Harren kreaasjes binne fan 14 oktober ôf te sjen yn Tresoar.

De ien wie al bekend mei it wurk fan Alma-Tadema, foar de oar is it ien grutte ûntdekkingstocht. Mar alle 24 dielnimmers meitsje eigen, nij wurk. Basearre op de skilderijen fan Alma-Tadema.

 

Yn har eigen ûndersyk nei Alma-Tadema – “Ik kende zijn werk eigenlijk ook niet goed” – kaam se derachter dat har foto’s eins al hiel bot oanslute by syn styl. Mar dochs makke se nij wurk. “Dat was ook de bedoeling.

 

En dat betsjut in ferskaat oan keunstwurken, dy’t fan heal oktober ôf te sjen binne yn Tresoar. Sels sil Tresoar ek wurk fan Alma-Tadema toane. Benammen wurk út syn jeugd. En syn berte-akte leit dan yn de fitrine.

Dêr om hinne hingje of steane de wurken fan 24 keunstners. Sy binne oansletten by Fria (Friese Vakvereniging voor Beeldend Kunstenaars). En dat smyt daliks in ferskaat oan keunst op: foto’s, skilderijen, bylden, etsen, tekeningen en tekstylkeunst.

Foar Saskia Wagenvoort, inisjatyfnimmer fan it projekt, is dat ien fan de moaie aspekten. “Mensen kijken allemaal anders naar het werk van Alma Tadema. Ze halen elk weer een ander aspect naar voren. Zo blazen we de kunst weer nieuw leven in.”

Sels makke se foto’s foar de eksposysje yn Tresoar. Se ljochte de froulju út, ien fan de weromkommende tema’s yn it wurk fan Alma-Tadema. “Hij belichtte graag vrouwen en hun schoonheid. Dat heb ik in mijn foto’s ook gedaan. Maar waar ik normaal in mijn werk ook de vergankelijkheid laat zien, heb ik dat hier weggelaten. Dat paste niet in het thema.”

Ien fan de froulju op de foto’s fan Wagenvoort draacht in jurk, mei dêrop ôfbyldings fan de skilderijen fan Alma-Tadema. It is dizze foto dy’t ek it úthingboerd fan de eksposysje wurden is.”We hebben eerst overwogen om, net als het Fries Museum, een deel van een schilderij van Alma-Tadema te gebruiken. Maar dat zou te veel op elkaar lijken. Het Fries Museum toont komende maanden het werk van Alma-Tadema zelf. Wij lieten ons inspireren. Dat is wat anders”, ferklearret Wagenvoort.

It projekt ûntstie foar de simmerfakânsje. Wagenvoort is lid fan in platfoarm, dêr’t bedriuwen, ynstellings en ûndernimmers út Ljouwert yn sitte. “We proberen aan te haken op gebeurtenissen in de Stad. Net zoals vorig jaar, toen Leeuwarden Hoofdstad van de Smaak was. Toen hebben we ook een dergelijke expositie gehad. Dat leek ons met Alma- Tadema in het Fries Museum inspirerend om nog eens te doen.”

De animo wie grut, fynt Wagenvoort. “Van de 40 kunstenaars van Fria doen er 24 mee.” Se is dan ek benijd nei de risseltaten, want noch net alle keunstners binne klear. “Ik weet bijvoorbeeld van Wim Reimert, beeldend kunstenaar, dat hij zich focust op de interieurs en de ruimtes die Alma Tadema graag schilderde. Door Wim’s achtergrond in de natuurkunde en wiskunde spreekt vooral de geometrie hem erg aan.”

Wat fierder opfalt, is de sfear yn it wurk fan Alma Tadema. In soad kleur en ljocht. “Hij gebruikte veel daglichtkleuren. Dat geeft een zachte uitstraling. Het is bijna romantisch te noemen”, fertelt Wagenvoort.

Yn har eigen ûndersyk nei Alma-Tadema – “Ik kende zijn werk eigenlijk ook niet goed” – kaam se derachter dat har foto’s eins al hiel bot oanslute by syn styl. Mar dochs makke se nij wurk. “Dat was ook de bedoeling. Er zijn wel kunstenaars die ooit al iets hebben gemaakt dat hier goed bij paste, maar iedereen maakt ook nieuw werk.”

De titel yn it Frysk is ‘Besiele troch Alma-Tadema’. De Nederlânske fariant is ‘Verleid door Alma-Tadema’. Wagenvoort: “Als ik eerlijk ben, vind ik de Friese titel persoonlijk net iets mooier. Hij komt wat krachtiger over.”

De eksposysje is fan 14 oktober 2016 oant en mei 5 febrewaris 2017 te sjen. Hast fjouwer moannen. “Dat is behoorlijk lang voor een gratis tentoonstelling”, jout Wagenvoort ta. “Maar nu loopt het gelijk met de expositie van Alma Tadema in het Fries Museum en dat is wel zo mooi.”

En dat komt goed út, want der binne al ideeën om de eksursjes foar skoallen nei Alma- Tadema yn it Fries Museum út te wreidzjen mei in besite oan Tresoar. “Dat zou natuurlijk fantastisch zijn”, hopet Wagenvoort.

 

Besiele troch AlmaTadema – 14-10-16 o/m 05-02-17. Op snein 30 oktober is it Kulturele Snein yn Ljouwert. Tresoar is dan ekstra iepen fan 12 oant 17 oere. De tagong foar Besiele troch AlmaTadema is fergees.

Het bericht Alma-Tadema troch oare eagen verscheen eerst op de Moanne.

Nederlânsk en Frysk foech yn fjouwer jier

$
0
0

MARRIT DE SCHIFFART – 

Tagelyk Nederlânsk en Frysk studearje en twa foegen helje yn fjouwer jier. It kin no op de NHL Hegeskoalle. Fan 1 septimber ôf binne de learplannen fan de bachelor Nederlânsk en Frysk op inoar ôfstimd. De opliedingen dogge tegearre wat kin en hâlde apart wat moat. Gerla Stork (17) út Stiens is ien fan de fjouwer studinten dy’t it nije trajekt folget.

 

Ik moat ynienen Frysk skriuwe, wylst ik dat net wend bin. En wy begjinne net mei basissintsjes as Ik bin Gerla en ik wenje yn Stiens, it giet fuort oer de ynhâld.

 

“Hoe’t ik derby kaam om foar dizze kombinaasje te kiezen? Ik hie my ynskreaun foar de bachelor Nederlânsk doe’t ik yn ‘e fakânsje in brief fan de NHL krige wêryn’t se my op de nije mooglikheid attindearren. Dat sette my oan it tinken. Mei twa foegen hast hjir yn Fryslân mear kâns op in baan… Boppedat like it my ynteressant om mear oer it Frysk te learen. Ik bin twatalich grut wurden, yn it Frysk en Nederlânsk, mar ik kin net Frysk skriuwe. Yn in foarpetear mei Babs Gezelle Meerburg, tiimlieder fan de Learareoplieding Nederlânsk Frysk, die bliken dat dat net slim wie. Ik soe it skriuwen wol leare by it kolleezje Frysk Skriuwen. Neffens Babs soe it wol handich wêze as ik it Frysk goed lêze koe; de stof fan de Fryske fakken soe foar it grutste part yn it Frysk oanbean wurde. Ik ha Hafû dien op it Comenius, dêr hie ik allinne yn de earste klasse Frysk. Eksamen dwaan yn it Frysk koe net. Oft ik goed genôch Frysk lêze koe wie dus mar de fraach… Dêrom gie ik nei it petear mei Babs nei de biblioteek ta en pakte in Frysk boek. Eefkes tsjekke oft ik it wol lêze koe… Dat gong bêst. En dus skreau ik my yn foar de kombinaasje-oplieding. Ik besykje it gewoan en sjoch wol oft ik it leuk fyn en oft ik it oan kin. Ik ha mei mysels ôfpraat dat Nederlânsk der net ûnder lije mei, dat bliuwt myn earste kar.”

 

Yn it djippe
“Ik bin ûndertusken sa’n trije wiken dwaande mei de stúdzje. It befalt goed. It Fryske part fyn ik wol dreech. Ik moat ynienen Frysk skriuwe, wylst ik dat net wend bin. En wy begjinne net mei basissintsjes as Ik bin Gerla en ik wenje yn Stiens, it giet fuort oer de ynhâld. Dy ûnderdompeling is ek goed, want ik merk no al dat ik guon staveringsregels automatysk tapas. Boppedat giet it lêzen my better ôf as tocht. Dizze earste perioade ha wy de Fryske lessen op tiisdeis fan 16.00 oant 21.15 oere. It giet om trije kolleezjes: Kreatyf Skriuwen, Frysk Skriuwen en Syntaksis. Wy folgje dy fakken mei dieltiidstudinten. Oan de iene kant is it gesellich, want it is in lyts groepke. Oan de oare kant fyn ik it frjemd dat ik mei âldere minsken yn ‘e skoalbanken sit. Sy binne troud en prate oer de bern wylst ik net iens in rydbewiis ha.”

 

Twatalich kreatyf skriuwe
“Oare fakynhâldlike kolleezjes folgje wy by Nederlânsk. Beropstariedende fakken binne mienskiplik Nederlânsk en Frysk. Sa ha’k by Nederlânsk Proza-analyze en Taalbeheersing. Foar Fakdidaktyk en projekten as ‘Beeld van het beroep’ jildt fansels dat it net út makket oftst it foar Nederlânsk of Frysk folgest. Do hast it by beide stúdzjes nedich en de ynhâld bliuwt gelyk. By Kreatyf Skriuwen moatte wy mear dwaan as de oare studinten: wy moatte alle opdrachten yn twa talen ynleverje.”

“Ik bin bliid dat dizze kombinaasje der is. Ik beskôgje it as in kâns dy’t ik eins net lizze litte kin. Hie dizze kombinaasje der net west, dan hie ik nea foar Frysk keazen. Mar op dizze wize ha’k aanst – hooplik – twa foegen yn fjouwer jier, ideaal!”

 

De learare-oplieding Frysk fan de NHL biedt ek, lykas earder, it aparte Fryske stúdzjetrajekt oan yn foltiid, dieltiid, as minor en yn losse modules.

Het bericht Nederlânsk en Frysk foech yn fjouwer jier verscheen eerst op de Moanne.

Vergeten verhalen

$
0
0

TSJOMME DIJKSTRA – 

Het werk van Reve en Hermans is van een niveau dat je bij literatuur van nu niet meer aantreft, vindt Henk de Jonge van Uitgeverij Elettra in Sneek. De realiteit is wel dat de schrijvers steeds minder gelezen worden. Van andere auteurs uit die tijd die niet dezelfde status of bekendheid hadden, heeft veel werk zelfs nooit de weg naar het publiek gevonden. Al doet het in kwalitatief opzicht soms nauwelijks onder voor het werk van de beroemde vakgenoten.

Zonde, zo dacht De Jonge een aantal jaar terug. Hij besloot op zoek te gaan naar die schrijvers. Naar onbekende parels. En binnenkort verschijnt na een eerste bijzondere reeks van tien verhalen het eerste boekje in een nieuwe reeks. Een essay van Boudewijn van Houten. De verhalen verschillen veel van elkaar. Gemeen hebben ze dat ze met bij vlagen subliem gebruikte vorm- en stijltechnieken een stukje complexe werkelijkheid beschrijven.

 

Ik houd van verhalen die op waarheid berust zijn. Eigenlijk vooral het Nederlandse schrijven van 1910-1920 tot de jaren tachtig. Dat wordt nu haast niet meer gelezen.

 

Wanneer bent u begonnen met het uitgeven van boeken in kleine oplage?
“Ik ben in 2005 begonnen. En dat was naar aanleiding met een ontmoeting met Jan Siebelink, toe hij een lezing gaf in Heerenveen. Hij signeerde daar na afloop, toen ben ik naar hem toe gegaan met de vraag of ik iets van hem in eigen beheer zou kunnen uitgeven. Hij wilde het wel. Toen heb ik in kleine oplage het verhaal Witte Chrysanten heruitgeven.”

Hoewel het om heel verschillende verhalen gaat, vormen de uitgaven samen een kleine serie, toch?
“Het is een serie inderdaad, die bestaat uit tien boeken inmiddels. Het is eigenlijk allemaal non-fictie en zowel poëzie als proza. De boeken hebben hetzelfde formaat en de omslag van het boek heeft te maken met het verhaal. De boekjes in de nieuwe reeks verschijnen in oplages van niet meer dan 49 exemplaren. Gesigneerd en genummerd.”

Ik ben erg benieuwd naar hoe u die verhalen opduikt. U heeft ook een verhaal van schrijver Nico Keuning uitgegeven over Bob den Uyl. Over hem had Keuning bij een andere uitgever al een biografie van uitgebracht. Kwam dat verhaal daar uit?
“Dit verhaal, De Hitlertafel, heeft hij later geschreven. Ik wist dat hij die biografie geschreven had, met daarin het Duitse verleden van Den Uyl. Hij is voor dit verhaal door dat deel van Duitsland gereisd en heeft allemaal plaatsen bezocht om in sporen van het verleden van Bob den Uyl te treden.”

U geeft verhalen uit omdat u ze voor de vergetelheid wilt behoeden? Wanneer is uw aandacht getrokken door een verhaal of een manuscript?
“Ik houd van verhalen die op waarheid berust zijn. Eigenlijk vooral het Nederlandse schrijven van 1910-1920 tot de jaren tachtig. Dat wordt nu haast niet meer gelezen. De literatuur waar in de Parelduiker over geschreven wordt, werk van Du Perron, Bordewijk, Slauerhoff, Reve, Hermans. Of Jeroen Brouwers, ook zo’n schrijver. Het cynisme, en de barokke taal, dat is geweldig. En de literatuur staat bol verwijzingen.”

Binnenkort verschijnt er een essay van de Nederlandse schrijver Boudewijn van Houten, die al jaren in België woont.
“Ik had het boek Tegengif van hem gelezen. Dat was simpel uitgegeven. Daarna heb ik hem geschreven en daar kwam een levendige correspondentie van. Ik heb hem gevraagd of hij iets had dat ik zou kunnen uitgeven in een mooie uitgave. Hij vertelde over een verhaal waar hij mee bezig was over de Franse surrealistische schrijver Roger Vailland (1907-1965). Dat is eigenlijk een vergeten schrijver, nagenoeg onbekend in ons land. Hij liet zich beïnvloeden door het werk van Ernest Hemingway. Dat lees je erin. Zijn werk is door onder anderen regisseur Roger Vadim verfilmd met Jane Fonda in een rol. Van Houten heeft hem veertig dagen voor z’n dood geïnterviewd over z’n werk, niet wetende dat hij zou overlijden. Het verhaal is heel boeiend en mooi geschreven. Het boeide mij direct hoe het beschreven wordt. De stijl raakt je. Het pakt je.”

Het boek van Van Houten wilt u alleen drukken bij voldoende intekeningen vooraf. Het lijkt me dat het digitaal eenvoudiger is om een aantal intekeningen bij te houden dan op andere wijze, het heeft iets van het crowdfundingsprincipe. Dus de mogelijkheden van deze tijd helpen om deze vergeten verhalen te kunnen verspreiden.
“Ik heb besloten dat ik alleen nog boeken druk als er genoeg besteld worden. Anders moet ik er na het drukken soms nog veel energie in steken om de laatste boeken kwijt te raken. Dat kost toch te veel moeite. Voor het boek van Van Houten zijn nog drie intekeningen nodig. Ik denk dat dat wel goed komt. Een bekende uitspraak van Vailland is: ‘Er zijn belangrijker dingen dan geld. Het ongeluk wil dat je veel geld nodig hebt om die dingen te bemachtigen …’ Hij heeft daarin gelijk, voor dit essay is dat geld echter wel belangrijk.”

Het bericht Vergeten verhalen verscheen eerst op de Moanne.

Knosbien

$
0
0

HENK WOLF – 

Wat yn it Nederlânsk ‘kraakbeen’ hyt, kin ik yn it Frysk as ‘knosbien’, mei de o-klank fan ‘hok’. Ta myn ferwûndering stiet it net yn myn wurdboeken. Dy jouwe ‘kreakbien’, ‘krasbien’ en ‘knarsbien’. Ik frege my ôf wêr’t myn foarm weikomt en hoe’t ik him skriuwe moast.

 

Ik bin wol benijd nei de oare foarmen dy’t yn it Frysk foarkomme. Soenen Frysktalige lêzers yn de reaksjes oanjaan wolle hoe’t sy ‘kraakbeen’ yn it Frysk neame en wêr’t se wei komme?

 

Earst tocht ik dat it ‘knosbien’ mooglik ûntstien wie út ‘knarsbien’. De ‘r’ dêryn wurdt net útsprutsen. En de klank a feroaret foar in s meastal yn in o-klank (tink oan de útspraak fan ‘klas(se)’, ‘tas’ ensfh.). Yn dat gefal soe ‘knarsbien’ of ‘knasbien’ in logyske skriuwwize wêze.

Doe kaam ik lykwols yn âlde wurdboeken de foarm ‘knorspbeen’ tsjin. Dy waard yn ‘e 16e-ieuske Nederlânsk brûkt, neist ‘knorspelbeen’, ‘knorpel’ en oare foarmen dy’t dêrop lykje. Dy wurden binne allegear ôflaat fan in wurd dat besibbe is oan ‘knobbel’ en ek soks betsjut. As men betinkt dat de measte nammen fan ynterne lichemsdielen fanâlds allinne bekend wienen fan slachtbisten, is dat net sa nuver: knosbien wie fansels as knobbels yn it fleis te finen.

Mooglik hat ‘knosbien’ dan ek neat mei ‘knarse’ of ‘kreakje’ te krijen, mar is it in heel oar wurd, dat tafallich in bytsje op ‘knarse’ liket. Mooglik is it ek besibbe oan ‘Knorpel’, it Dútske wurd foar knosbien. Op dit stuit liket my dat it meast foar de hân lizzend ta. Dêrom kies ik ynearsten mar foar de skriuwwize ‘knosbien’.

Ik bin wol benijd nei de oare foarmen dy’t yn it Frysk foarkomme. Soenen Frysktalige lêzers yn de reaksjes oanjaan wolle hoe’t sy ‘kraakbeen’ yn it Frysk neame en wêr’t se wei komme?

Het bericht Knosbien verscheen eerst op de Moanne.

De lêzende mins

$
0
0

de Moanne wol alle wiken in koarte boekresinsje online pleatse fan boeken dy’t in bysûndere yndruk makke hawwe op de besprekkers. Boeken dy’t wizer meitsje, dy’t dy op oare gedachten bringe of boeken dy’tst fan in bysûnder persoan kado krigen hast. De kommende 50 wiken alle kearen in nij besprek. Alle besprekken binne werom te finen yn it spesjaal dêrfoar oanmakke dossier ‘De lêzende mins’.

Ek bydragen fan ús lêzers binne fan herte wolkom. Hasto in boek lêzen dat foar dy ûnderskiedend west hat? In boek dat yndruk makke hat? Faaks omdatst der wizer troch wurden bist, om’t it dy op oare gedachten brocht hat, om’t it dy fernuvere hat of om’tst it kado krigen hast fan in bysûnder persoan? Dyn bydrage is fan herte wolkom op kopij@demoanne.nl.

Dyn resinsje, by foarkar Frysktalich, mei net langer wêze as 500 wurden. Wy fersoargje yn oerlis mei dy de korreksje en eventuele oersetting. Fierder wolle wy dyn bydrage graach yllustreare mei in ‘bookselfie’. Mochtest graach in djipgeander artikel skriuwe, is dat fansels ek tige wolkom.

 

Het bericht De lêzende mins verscheen eerst op de Moanne.


Circus is made to scare people

$
0
0

ELSKE SCHOTANUS – 

Hoe fysiek beeldend theater in een recensie te vatten? Met open mond keek ik naar Bromance, de voorstelling van de drie Britten die de Barely Methodical Troupe vormen. Maar eerst iets anders. Een praktisch punt en een beetje reclame. Theater is prijzig: twintig of dertig euro ben je volgens de zomaar kwijt. Bromance € 22,50. Binnenkort Bint met onder meer Jules Croiset, naar de schitterende roman van Bordewijk, voor € 33,75. Garderobe en pauzedrankje inbegrepen. Dat dan weer wel, om maar eens een modekreet te gebruiken. Dus trekt Bromance zo’n zeventig toeschouwers en is er bij Bint, op moment van schrijven, nog plek zat. Nu heb ik een pasje van Keunstwurk waarmee ik voor € 12,50 door de Harmonie geselecteerde voorstellingen kan uitzoeken. En bij de Harmonie kun je in de maand oktober drie toneelvoorstellingen of meer bezoeken voor de ‘toneelmaand’ prijs à € 12,50 per voorstelling. En er is de ‘Kleine Kaart’ waarmee je voor € 99,- onbeperkt voorstellingen kunt bezoeken in de kleine zaal. Voor zover de reclame en dan nu over naar wat geweest is: een avond genieten in de Harmonie.

 

Fantastic … Fabulous … Flabbergasting. Hoe te schrijven over een storm aan beweging.

 

Bromance, een innige vriendschap tussen de drie mannen, begint met kennismaken, kennismaken door handenschudden en daarbij zijn er vele manieren van handen schudden, inclusief de political handshake. Aanraken, aan elkaars oksels snuffelen, het maakt allemaal deel uit van het ritueel. De kennismaking gaat over in een wervelende acrobatiekshow met soms angstaanjagende momenten. Of is het dans? De capriolen van een slangenmens? ‘You have to be addicted to adrenaline to do circus’, zeggen zij er zelf over. ‘Circus is made to scare people.’

De drie opleiding volgden hun opleiding aan een circusschool in Londen. Radslag, rondtollen op het hoofd van de ander, op de ander zijn handen staan, koprol in de lucht, halve draai en dan met het hoofd naar beneden worden opgevangen: au, maar nee, het gaat net goed en een zucht van verlichting gaat door het publiek. ‘Just inches from a certain death.’ Maar het zijn niet puur kunstjes: het gaat ook het verbeelden van machtsverhoudingen, het gevecht, aantrekken en afstoten. Ze raken elkaar aan, borst, billen, twee houden elkaars hand vast en dan, beschaamd, manoeuvreert de een zó dat hij los raakt en kijkt alsof er niets is gebeurd.

Er wordt gemokt, de mannen klampen zich aan elkaar vast, er zijn elementen van verleiding. Nu en dan ligt de zaal in een deuk. Wanneer een tweetal zodanig verknoopt is, dat de voet van de een in het kruis van de ander zit en het not done is de handen te gebruiken om die voet los te haken. Wanneer de drie, met de rug naar het publiek staan te pissen en zij zich een voor een omdraaien, elk een origami gevouwen vogeltje in de hand, waarvan er eentje wel heel piepklein is uitgevallen. Maar het allerallermooist is de, naar mijn gevoel wel tien minuten durende act, tollen en draaien met de manshoge ijzeren hoepel op ‘You stand between me and all my enemies’ (Son Lux). Hoe mooi ook de schaduw op de achtergrond.

Fantastic … Fabulous … Flabbergasting. Hoe te schrijven over een storm aan beweging.

Het bericht Circus is made to scare people verscheen eerst op de Moanne.

‘Ik bin hjir hiel bewust sûnder plan’

$
0
0

MARRE SLOOTS – 

Skriuwer en programmamakker Bart Kingma is troch de sjuery fan it projekt ‘Oare Wurden’ útkeazen om nei it Baskyske San Sebastian te reizgjen. Hy sil dêr acht wiken trochbringe om ynspiraasje op te dwaan foar it skriuwen fan syn roman. Ik praat mei him as er ûnderweis is nei syn bestimming.

Wêr bist no?
Ik stean no earne tusken Parys en Orléans op in parkearplak. Ik bin krekt de Périphérique foarby, dêr wie it aardich drok. Ik ha noch wol 800 kilometer te gean, mar ik hoech der hjoed net oan te kommen. Ik sykje ûnderweis even in hoteltsje op.

 

Ik wol it allegear in bytsje gebeure litte. Dat is hiel bewust, wy wurkje altyd mei plannen. It is super om dat no ris net te hawwen.

 

Hoe bringst dy 8 wiken troch yn San Sebastian?
De organisaasje fan it projekt Oare Wurden hat foar my in appartemint regele, in pear kilometer bûten it sintrum fan de stêd.


En dan silst dy hielendal ûnderdompelje yn de pleatslike kultuer?
Ik ha net echt in plan. Ik wol it allegear in bytsje gebeure litte. Dat is hiel bewust, wy wurkje altyd mei plannen. It is wol super om dat no ris net te hawwen, ik sjoch wol wat der bart. Ik hie al langer it idee foar in roman. It ferhaal giet oer in sjongeres dy’t yn krisis is. Dat sil him no foar in part ofspylje yn Baskelân. Ik gean net spesifyk op syk nei oerienkomsten of ferskillen op it mêd fan taal en identiteit tusken de Friezen en de Basken. Ik sit der net as in kultureel antropolooch. Ik sit der om sfear te snuven en om minsken mei ferhalen tsjin te kommen dy’t ik wer brûke kin.

Wêrom San Sebastian?
Eins is it sa dat San Sebastian my keazen hat. De stêd is op dit stuit Kulturele Haadstêd fan Europa. Ien fan de ûnderdielen dêrfan is dit projekt. Doel fan dit projekt is om de posysje fan literatuer yn minderheidstalen yn Europa te ferstevigjen troch in netwurk op te bouwen. Sa binne der útwikselingen mei skriuwers út Macedonië, Slovenië, Ierlân, Baskelân en Fryslân. Ik krige de mooglikheid in projektplan yn te tsjinjen en dat ha ik dien. En ik bin útkeazen.

Wat kinsto de minsken dêr leare oer de Fryske literatuer en kultuer?
Dat is in goede fraach. Dêr ha ik eins noch net sa bot oer neitocht. Ik hoech der gjin Afûk-boeken te ferkeapjen yn in boekekream ofsa hear, mar it doel is wol om dêr in netwurk op te setten. Der binne ferskate literêre festivals, dêr sil ik seker myn gesicht ek even sjen litte. Ik wol mysels net acht wiken opslute op in souderkeammerke.

Hokker boeken hast mei yn de koffer?
Ik ha De triennen fan Cheetah fan Anne Feddema mei. Mar dy ha ik meinommen omdat ik dy sels noch net lêzen ha. Net sa bot mei de bedoeling om dat sjen te litten as in foarbyld fan de Fryske literatuer. Ik bin der ek foaral om kontakten te lizzen, om de minsken dêr te freegjen nei hárren kultuer. Myn personaazje is in sjongeres. Stel je foar dat je kontakt lizze kinne mei muzikanten dêr, wa wit ûntstiet der wol in fantastysk idee foar in muzykprojekt. Soks soe dochs te gek wêze!

Binne acht wiken genôch om de bagaazje op te dwaan dy’st nedich hast foar dyn roman?
Dat is foar mysels ek de grutte fraach. It leafst wol ik dy acht wiken hielendal noch net skriuwe, mar allinnich sammelje. Dan brûk ik myn tiid dêr it beste. Oan de oare kant wit ik ek dat der thús safolle droktes binne, dat ik ek net oan it skriuwen takom. Dus miskyn moat ik myn tiid yn San Sebastian ek al brûke om te skriuwen. Ik bin hiel benijd hoe’t dat rinne sil. Mar hoe dan ek is it in geweldige kans, dat je acht wiken lang mei ien ding dwaande wêze kinne.

Hoe is it om sa’n skoft fan hûs te wezen?
Ik bin noch nea earder sa lang fan hûs west, dus it is bêst wol in aventoer. Dat fyn ik ek it spannende, wat dat mei my docht. Miskyn wurd ik wol hiel ûnwennich. Mar ek dêrfan tink ik: lit mar gebeure. Dy ûnderfining nimme je ek wer mei. Je kinne der as skriuwer altyd wat mei.

Het bericht ‘Ik bin hjir hiel bewust sûnder plan’ verscheen eerst op de Moanne.

De leagen fan Wylgeragea: Een open en tolerant Fryslân

$
0
0

ELSKE SCHOTANUS –

Doe’t ik yn de LC fan freed 7 oktober in artikel oer ‘De Wierheid fan Wylgeragea’, de nijste foarstelling fan Tryater, lies, realisearre ik my dat ik it stik earder, yn de ‘preview’, al sjoen hie. Yn 2014 skreaun ik, oer wat doe ûnder de kop ‘Liet fan myn doarp’, brocht waard: ‘De spilers, dy’t allegearre meardere rollen ha, rinne foar in part noch mei de tekst yn de hân, toch makket it gehiel de yndruk ôf en klear te wêzen.’ Der is slipe wêrby’t de grutste oanpassing wierskynlik it dekôr, tagelyk ek tribune, west hat. Ofrûne sneon wie de premjêre.

 

It sit yn it hege sykheljen, yn in subtyl wriuwen fan de fingers. It sit yn it fuortfeien fan in trien as de fiif spilers it terjochte applaus yn ûntfangst nimme.

 

It spylflak leit yn ’e midden, dêromhinne sitte de taskôgers. De opstelling hat wat wei fan in krusing tusken tsjerkebanken en kolleezjeseal. Oant en mei mids desimber ferhuzet it dekôr mei nei de ferskate spyllokaasjes yn Fryslân (en Amsterdam). Joop Wittermans, as Wiebe Wiersma klimt op in ferheging om de prizen fan de Zijlstra Beton Talent Award bekend te meitsjen. It tema fan de muzykkriich is ‘mienskip’, tagelyk ek it tema fan de foarstelling, mar dan giet it om de skaadkant fan it begryp ‘mienskip’. As yn it doarp Wylderagea tal fan ynbraken plak fine, slute de rigen har stadichoan. Immen fan it doarp kin it net dien ha, de sûndebok wurdt socht bûten de eigen mienskip.

Laurens van den Akker hat in dûbelrol. Hy is sawol de yn it Poalenhotel ferbliuwende hurdwurkjende Poal Pavel as Gauke, in ferfelende, lammenadige jongkeardel dy’t oerdeis by mem thús omhingelet en nachts mei it brekizer yn ’e baan is. As Pavel hat Van den Akker in pet op, as Gauke hat er de pet achterstefoaren om oan te tsjutten dat it hjir om twa tsjinpoalen giet: goed en ferkeard. Joop Wittermans is glorieus as politikus fan Lokaal Belang, in soartemint Donald Trump, in earsten blast en in draaikont. Is der yn it begjin sprake fan wearze en ferset tsjin de bûtensteander, as er trochkrijt dat sa’n Poal foar net al tefolle jild en leafst swart in badkeamer oanlizze kinne soe, krûpt er Pavel op ’e lije side. Mar ‘no talkie-talkie to frou Bleeker’. Ek Wittermans spilet mear as ien rol. Hy is net allinne de opportunistyske Wiebe Wiersma, mar – it kolbertjaske binnenstebûten oan en de breidene mûtse op – ek de begrutlike doarpsgek.

Allinne frou Bleeker, tige kristlik, leaut oan de ein ta yn Pavel syn ûnskuld. En al hat Gauke syn mem (Lysbeth Welling) op in stuit troch dat it har eigen fleis en bloed is dy’t ferantwurdlik is foar de ynbraken, as mem hâldt sy Gauke de hân boppe de holle. It rint derop út dat Rona (Eva Meijering), sechtjin en swier fan Pavel, net op kin tsjin de druk fan de omjouwing en Pavel foar de plysje (nochrisom Joop Wittermans) oer oanwiist as de dieder fan de ynbraken. Oant yn de lytste details wit Eva Meijering de emoasjes dy’t de rol fan Rona mei har meibringe oer te bringen. De skrik as sy oer tiid is, de eangst foar de reaksje fan har âlden, it ynerlik ferset as sy, as kassafamke yn de buurtsuper, de geroften en rabberij opfangt, de panyk en it ferskuorrende fertriet nei har ferrie. It sit yn it hege sykheljen, yn in subtyl wriuwen fan de fingers. It sit yn it fuortfeien fan in trien as de fiif spilers it terjochte applaus yn ûntfangst nimme.

 

‘De Wierheid fan Wylgeragea’, de nijste foarstelling fan Tryater is noch te sjen o/m 18 desimber.

Het bericht De leagen fan Wylgeragea: Een open en tolerant Fryslân verscheen eerst op de Moanne.

Foardrachtklip ‘Set de klokken stil’

$
0
0

MARRIT DE SCHIFFART – 

FeRstival, de jierlikse Fryske foardrachtskriich foar learlingen fan alle foarmen fan fuortset ûnderwiis, wurdt yn 2016 foar de 74e kear organisearre troch Cedin. In tradysje fan hast 75 jier poëzij op ‘e planken. FeRstival smiet winners op lykas Rients Gratema, Nynke Laverman, Theun Plantinga en Tet Rozendal.

Yn dizze foardrachtklip draacht Rients Oppewal ‘Set de klokken stil’ fan W.H. Auden foar (yn in oersetting fan Lida Dykstra). Rients wûn FeRstival 2015, as ekstra priis krige hy dizze opname fan syn foardracht.

De foarrondes fan FeRstival 2016 binne op 4 novimber yn De Lawei yn Drachten en op 13 novimber yn De Stolp yn Snits en yn Zalen Tivoli yn Ljouwert. De finale is op sneon 10 desimber yn Het Posthuis Theater op It Hearrenfean.

Het bericht Foardrachtklip ‘Set de klokken stil’ verscheen eerst op de Moanne.

Poetic Potatoes 2016

$
0
0

Begjin oktober binne foar it tredde jier gedichten foar it projekt ‘Poetic Potatoes’ ferstjoerd nei Malta. Tegearre mei de earste Fryske poaters binne de gedichten fan Janneke Spoelstra, Tsead Bruinja, Geart Tigchelaar, Yva Hokwerda en Simon Oosting op transport set nei Valetta. ‘Poetic Potatoes’ is in projekt fan de Stichting Bildtse Aardappelweken yn it kader fan Ljouwert Kulturele Haadstêd 2018de Moanne fersoarge de seleksje fan de gedichten.

Besjoch ek it dossier ‘Poetic Potatoes’ foar alle oare bydragen oan dit 2018-projekt.

 

tsead-bruinja-hy-soe-140-wurde tsead-bruinja-he-was-going-to-live-to-140 janneke-spoelstra-yn-it-oergean janneke-spoelstra-when-the-time-comes simon-oosting-de-ynspekteur simon-oosting-de-ynspekteur-2 simon-oosting-de-ynspekteur-3 simon-oosting-de-ynspekteur-4 simon-oosting-the-potato-in-spector simon-oosting-the-potato-in-spector-2 simon-oosting-the-potato-in-spector-3 simon-oosting-the-potato-in-spector-4 yva-hokwerda-leave-malta-1 yva-hokwerda-leave-malta-2 yva-hokwerda-dear-malta-1 yva-hokwerda-dear-malta-2 geart-tigchelaar-yn-e-buert-fan-swarte-haan geart-tigchelaar-near-zwarte-haan

Het bericht Poetic Potatoes 2016 verscheen eerst op de Moanne.

Viewing all 1722 articles
Browse latest View live